De islamitische oorsprong van de gemeenschap

Voor deze titel is gekozen omdat westerse studies van de gemeenschap in veel opzichten gebaseerd zijn op westerse sociale en historische waarden. Sociologische studies die externe invloeden en culturele veranderingen zo belangrijk vinden, zouden de overleving van gemeenschappen in moslimmaatschappijen wel eens buiten beschouwing kunnen laten. Zelfs de scherpste westerse analist slaagt er niet in een moslimgemeenschap te beschrijven zonder de toepassing van westerse concepten.

Volgens zowel Tönnies als Weber is een gemeenschap een graadmeter voor sociale desintegratie en/of het zich losmaken. De moslimwereld kent in zijn traditionele sociale structuur echter niet een dergelijke sociale disintegratie of losmaking. Bovendien vertonen de elementen die gemeenschapsbanden vormen in de moslimmaatschappij helemaal geen overeenkomsten met de banden van een stam of clan. Overdreven nadruk op stam- of clanachtige, of raciale banden, wordt in de Islam beschouwd als de 'traditie van onwetendheid' (jahiliyya). Het profetische gezegde houdt in dat de islam alle vormen van fanatisme volledig buitensluit.[1] De voor de hand liggende reden is dat dergelijke banden de ontwikkeling van netwerken tussen moslims en de rest van de samenleving in de weg staan. Alle vormen van onwetendheid worden verworpen, omdat deze teveel nadruk leggen op sub-identiteiten, bloedvetes en vijandschap.[2]

Ondanks de resolute houding van de islam tegen fanatisme, heeft dit toch de moslimmaatschappijen ernstig bezig gehouden na het heengaan van de Profeet Mohammed, vrede zij met hem. Het is de stam- en clanachtige bewegingen echter nooit gelukt om moslimmaatschappijen te schaden, of te discrimineren. Dit soort bewegingen heeft in ieder geval nooit enige religieuze goedkeuring gekregen. Vanwege vergelijkbare redenen is het onmogelijk om de gemeenschap van moslimmaatschappijen te bestuderen als een feodaal stelsel of een landbouwgemeenschap.

De grondvesten die de geest van eenheid en solidariteit in moslimgemeenschappen vormen, kunnen alleen worden uitgelegd aan de hand van islamitisch sociale en religieuze gewoonten. De islam moedigt liefdadigheid, gemeenschappelijk bezit, en menselijke, morele en sociale groei aan. De islam stimuleert productie en ontwikkeling, en de competitie tussen groepen en gemeenschappen in georganiseerde vormen.[3]

Over het algemeen staat de mens in zijn eentje niet te springen om liefdadigheidswerk uit te voeren. Zelfs als ze hiertoe wel bereid zijn, doen ze dit liever systematisch en georganiseerd. Maar omdat men het meestal druk heeft met persoonlijke belangen en zorgen dat er brood op de plank komt, blijft maatschappelijk liefdadigheidswerk vaak links liggen. Spontaan is men niet vaak gemotiveerd voor liefdadigheidswerk, meestal is hier een sterke aanleiding of zelfs een noodgeval voor nodig.[4]

Aan de andere kant staat het iedere maatschappij vrij om gemeenschappelijke idealen te voor te stellen voor de toekomst van de maatschappij. Dit heeft altijd uitgebreid en systematisch plaatsgevonden, en in iedere generatie wordt het weer een nieuwe traditie. Deze traditie verwijst naar het onderbewustzijn van het individu. Dit onderbewustzijn zal niet altijd en niet voor ieder individu een gelijksoortig gemeenschappelijk bewustzijn produceren. Zolang dit bewustzijn deels ontbreekt, blijft er sprake van sociale desintegratie. De islam richt zich als religie en beschaving op zowel het sociale leven binnen de moslimmaatschappij, als op het onderbewustzijn. De islam probeert steeds het beeld van goedheid in de maatschappij en in de mens te herstellen door het aanmoedigen van goedheid, zelfopoffering en solidariteit. Naast de maatschappelijke grondslagen in de moslimmaatschappij, ligt het bewustzijn van goedheid.

Dit zijn de legitimiteit en bestaansgrond van moslimgemeenschappen. De moslimgemeenschap is een organisatie van universele goedheid in de maatschappij. Een gemeenschap doet een beroep op de goedheid van moslimsindividuen; en het probeert een soort competitiegevoel te kweken over liefdadigheid, goedheid en welbehagen. Mensen zijn over het algemeen gevoeliger voor gemeenschappelijke aansturing en goedheid, solidariteit en samenwerking.

Wanneer men individueel aan liefdadigheid doet, heeft men vaak geen idee waar in de enorme maatschappij zijn giften terechtkomen. Hij kan niet inschatten in welke vorm, of in welke plaats of situatie zijn goedheid terecht zal komen. Maar wanneer liefdadigheid gemeenschappelijk wordt uitgevoerd, dan ziet men meteen wat er met een bijdrage gebeurt. Goedheid, gezond verstand, idealen, opoffering en empathie worden dan concreet en daarom is deze vorm overtuigender en doeltreffender. Een mensenmassa en gemeenschappelijk handelen hebben een sterke aanzuigende werking op de mens. Hoewel de mens van nature goed is, neigt hij toch naar egoïsme. Indien er daarom geen serieuze aansporing zou zijn om persoonlijke offers te brengen, zou er slechts weinig terechtkomen van voornemens om schenkingen te doen. Een gemeenschap socialiseert egoïstische gevoelens. Zij redt individuen uit de maalstroom van eigenbelang, hebzucht en hedonisme en verheft ieder gevoel, elke kwaliteit en ieder idee tot het niveau van deugdzaamheid. Dit is het wezen van de gemeenschap in de moslimmaatschappij.

Op deze manier gedefinieerd, heeft iedere moslimgemeenschap een gemeenschappelijke persoonlijkheid (şahs-ı manevi). Ze is eigenlijk een soort spirituele onderneming. Ze probeert zelfs de meest lichamelijke gevoelens te richten op spiritualiteit en de eeuwigheid. Gods goedkeuring en plezier zijn de onderliggende redenen en het motief voor alle opofferingen en onbaatzuchtigheid. Iedere vorm van aardse beloning heeft weinig waarde en is zelfs ongewenst. Alle handelingen binnen de gemeenschap, individueel of gemeenschappelijk, dienen verbonden te zijn met Gods goedkeuring. Ieder aards belang, individueel of familiaal, zou dit ideaal ondermijnen.

Ik wil één ding verduidelijken. De sociale identiteit van de gemeenschap hangt af van de reikwijdte van haar goedheid en liefdadigheid. Deelname aan de gemeenschap voor dit soort werkzaamheden geschiedt op maatschappelijke basis en is volledig vrijwillig. Het moet dus los worden gezien van het instituut 'hisba'. De hisba zagen we in de islamitische geschiedenis regelmatig opduiken in moslimmaatschappijen. Het was een bureaucratische en officiële instelling die een onderdeel was van het plaatselijke stadsbestuur. Gemeenschappen daarentegen ontstaan vrijwillig in de maatschappij. Of het nou psychologisch of materieel is, dwang of onderdrukking worden in een gemeenschap niet getolereerd.

In de islamitische geschiedenis kwamen er uit historische en sociale situaties vrijwillige en maatschappelijke gemeenschappen voort. Hiervan afgeleide instellingen als liefdadigheidsorganisaties, stichtingen (waqf), verenigingen etc. vervullen dezelfde soort sociale functie als die van een gemeenschap, en werkzaamheden worden er met respect voor de maatschappij uitgevoerd.

Moslimgemeenschappen zijn islamitische sociale werkelijkheden die in de moderne tijd in een vernieuwde vorm zijn verschenen. De meeste hebben weer een andere sociale vorm van religieuze organisatie gekregen. Dat er tegenwoordig weer gemeenschappen opkomen, ligt vooral aan de politieke desintegratie van de islamitische wereld. In tegenstelling tot wat in het westen gebruikelijk is, staat in een moslimgemeenschap de samenwerking centraal en niet het rationele. In de islamitische geschiedenis ontstonden moslimgemeenschappen dus als gevolg van subjectieve politieke en sociale omstandigheden waardoor ze niet bestudeerd kunnen worden aan de hand van westerse modellen.

De grootste fout van oriëntalisten als Montgomery Watt en van sociologen, is dat ze stromingen en gemeenschappen uit de islamitische geschiedenis beoordeelden als tegenstanders van buitenaf van de moslimtraditie, als tegenstanders die zich afzetten tegen de orthodoxe moslimwereld. Niets is echter minder waar. Bewegingen in de islamitische geschiedenis, een enkele uitzondering daargelaten, hadden nooit de bedoeling om iets te doen dat ten koste zou gaan van de Koran of de soenna, de belangrijkste bronnen voor islamitische kennis. Zelfs de marginaalste en verst van de islamitische traditie verwijderde bewegingen, voelen zich op één of andere manier verbonden met deze twee bronnen. Bewegingen in moslimmaatschappijen wilden (en willen) van binnenuit groeien, en streven niet naar een externe identiteit.

Westerse analyses zijn steeds op zoek naar een soort van klassenstrijd in de moslimmaatschappijen, tussen clans, stammen en stromingen, of tussen gemeenschappen. Vanuit het oogpunt van westerse analisten ontstaan op dit niveau de botsingen en sociale geschillen. Omdat klassenstrijd in het westen staat voor een streven naar politieke en sociale identiteit, denken ze dat dit streven in de moslimmaatschappij wordt gekenmerkt door het vormen van groepen en gemeenschappen. Deze analogie is behoorlijk simpel en onjuist omdat ze niet wordt onderbouwd met sociale of historische argumenten. Zoals eerder genoemd, handelt zelfs de meest extreme beweging binnen het kader van de algemene islamitische identiteit. Zonder te begrijpen en te accepteren dat de Koran een centrale plaats inneemt in de moslimgemeenschap, is het niet mogelijk om de individuele en maatschappelijke aard van de moslim te begrijpen.

Gülens kijk op de gemeenschap

Gülen ziet het bestaan van de gemeenschap als de basis van waaruit men streeft naar 'dienstbaarheid aan God en de mensheid'. Het menselijk bestaan kent twee hoofddoelen: ten eerste 'dienstbaarheid' aan God; ten tweede 'het prijzen van het woord van God' (i'la-yı kelimetullah) wat betekent dat men moet leren over God en deze kennis vervolgens aan anderen doorgeeft. Dit zijn de twee belangrijkste elementen die de missie van een moslim in deze wereld beschrijven. Alle persoonlijke, sociale en ethische daden zijn terug te voeren op deze twee basisprincipes. Het edele ideaal om het woord van God te loven, overstijgt iemands individuele inspanningen; de daden van goede wil en opoffering van een individu zijn hier niet toereikend. Het overdragen van de boodschap aan het volk moet plaatsvinden vanuit een geordende gemeenschap. De Heilige Koran beschrijft alle gelovigen als een onderdeel van een superidentiteit die rond het bewustzijn van de 'umma' is gevormd. Met de term 'umma' wordt over het algemeen de moslimmaatschappij bedoeld, het is een abstract concept. Gemeenschappen vervullen gedeeltelijk de sociale functies van de umma, omdat het groepen zijn die de persoonlijke wil overstijgen, Vanuit dit uitgangspunt heeft de umma altijd een centrale rol gespeeld in de moslimmaatschappij. Daarom zegt Gülen: "Het gemeenschapsidee is van cruciaal belang. Hiermee bedoel ik een gemeenschap in de betekenis van een rationele, logische en spirituele eenheid, waarin ieder individu zijn persoonlijke gedachten en gevoelens wijdt aan een hoger doel."[5]

Een gemeenschap is een rationele, logische, spirituele en psychologische eenheid. Het is een vrijwillige keuze. De gemeenschap is ook een morele groep. Ze zal nooit enige druk op iemand uitoefenen. Ze wordt slechts gevormd op basis van de vrijwillige en rationele keuze van individuen: “het is een feit dat de ware morele gemeenschap aards, maar ook onaards geluk belooft en zich overgeeft aan een nobel ideaal op basis van vrije wil. In zo'n gemeenschap is door het gezamenlijke geloof, de verzachtende liefde en het verhevene geen plaats voor negativiteit die voortkomt uit egoïsme en immoraliteit..."[6]

De gemeenschap is de smeltkroes waarin ego’s, persoonlijke belangen, motieven en zorgen van individuen samensmelten tot één gezamenlijke vorm. Door de samensmelting in deze smeltkroes socialiseren alle individualistische en hedonistische houdingen. Egoïsme is immoreel. Ieder mens heeft persoonlijke aspecten die kenmerkend zijn voor zijn of haar karakter; maar zijn of haar groei vindt plaats in een sociale omgeving. Persoonlijkheid en moraal worden zodoende in de samenleving gevormd: "Er kan niet gesproken worden over moraliteit of immoraliteit van hen die afgezonderd leven van de samenleving. Volgens de islam is het omgaan met de tegenslagen van het leven in een samenleving gelijk aan jihad."[7]

Bovenstaand citaat verwijst naar de hadith die stelt dat iemand die onder de mensen leeft en tegenslagen incasseert die voortkomen uit het samenzijn met anderen, superieur is aan iemand die dat niet doet.[8] Hierbij moet worden opgemerkt dat het samenleven met andere mensen soms pijnlijk kan zijn. In de maatschappij leven duizenden verschillende mensen samen. Sommigen hebben morele, fysieke en/of persoonlijkheidsproblemen. Er zijn mensen die zich slechts bezighouden met hun eigen belangen en pleziertjes. Deze mensen vinden hun eigen keuzes belangrijker dan die van anderen. Een behoefte van een ander vinden ze alleen belangrijk als die voordelig is voor hun eigenbelang. Sommigen minachten anderen en gedragen zich denigrerend. Sommigen maken de keuze anderen te overheersen en te onderdrukken. In een samenleving zijn er oneindig veel verschillen in smaak en stijl. Dit veroorzaakt veel problemen. Als deze verschillen worden gekoppeld aan het persoonlijke belang, dan wordt het sociale leven ondraaglijk. Ondanks dit alles verkondigt de Profeet, vrede zij met hem, dat "de beste mens degene is die zich onder andere mensen begeeft"; dit wordt beschouwd als 'jihad'. De basisfunctie van de gemeenschap is het voorbereiden van de mens op de maatschappij en het socialiseren van hen en hun persoonlijke vermogen, kwaliteiten en keuzes. “Een leven gevuld met geloof, liefde en oprechtheid resulteert in zo'n verhevenheid dat het de persoonlijkheid verzacht van ieder individu en één laat worden met de samenleving; wanneer het zichzelf blijft, wordt het universeel en bereikt het de rijkdom van het zijn van een oceaan, vanuit het uitgangspunt van een druppel; of het zijn van de zon, redenerend vanuit een atoom."[9] Hier komt het belangrijke aspect van een gemeenschap om de hoek kijken: individuen doen geen afstand van hun persoonlijke vermogens en kenmerken. Integendeel, zij blijven zichzelf en verrijken zich met kwaliteiten die ze via de spirituele entiteit van de gemeenschap hebben ontwikkeld.

Veel moderne theorieën zinspelen op de ontwikkeling van een conflict tussen de individuele en sociale identiteit. Deze mythe van 'conflict' wordt deels als oorzaak gezien voor de persoonlijkheids- en identiteitsproblemen in de moderne tijd. Uiteindelijk wordt er veel teveel nadruk gelegd op individuele identiteit en formele sociale identiteit. En zo onstaan nieuwe identiteits- en ongelijkheidsproblemen uit het gat tussen persoonlijke identiteit en sociale integriteit.

Moderne moslimgemeenschappen doen daarentegen geen poging om de persoonlijke identiteit van hun leden op te heffen. Integendeel, ze zien dit als een verrijking. Op een bepaalde manier weten moderne moslimgemeenschappen persoonlijke identiteiten te socialiseren door ze te verenigen rond een verheven en nobel ideaal. Oprechtheid, genegenheid, aanbidding en discipline laten het individu groeien en begeleiden het naar de poort van een vorm van verhevenheid. Indien het iemand niet lukt om op te gaan in gemeenschappelijke idealen, dan kan hij geen perfect mens worden (insan al-kamil). Het perfecte mens kan alleen ontstaan als onderdeel van de samenleving, en door nobele waarden en idealen.

Gülen laat voortdurend zien hoe belangrijk de gemeenschap is door de mogelijkheden die ze individuen in de samenleving biedt bij het leren met behulp van spirituele discipline en het bewustzijn van God:

Het dienen langs deze weg is de meest nobele manier van dienen; de enige opdracht is het tevredenstellen van God; en het gevolg is geluk in de andere wereld. Maar al is er hierbij slechts in zeer geringe mate een verstrengeling van persoonlijk en gemeenschappelijk belang, dan zullen alle eeuwige banden met het leven van individuen en van de gemeenschap, worden verbroken. Het gevolg van de verbreking van deze band is dat het individu afdwaalt van het hoogste pad, de gemeenschap in shock raakt en een negatieve spiraal van mislukking in werking wordt gesteld; dit pad heeft feitelijk een grote kans van slagen.

Zoals persoonlijke verlangens, ambities en zorgen niet aanwezig horen te zijn in een gemeenschap (want alle banden en werkzaamheden staan volledig in verbinding met God de Almachtige), zo dient het individu ook afstand te nemen van korte-termijn-idealen en -dromen. Een echte gemeenschap is een groep mensen die zich volledig wijdt aan de eeuwigheid en, volgens Bediüzzaman, werkt voor God, begint voor God, spreekt voor God en ontmoet voor God; en handelt voor God waardoor hun seconden net zo lang duren als jaren, en hun tijdelijke wereldse bestaan de stempel van eeuwigheid krijgt. Jazeker, hun volledige inzet is buitengewoon hartelijk, vindingrijk en gericht op de eeuwigheid.

Vanuit deze redenering kan gesteld worden dat niet iedere menigte een gemeenschap is. Wanneer leden elkaar gaan tegenspreken, zal hun aantal exponentieel afnemen. De vrienden van de profeten hadden echter een sterke gemeenschapsgeest en waren in staat te realiseren wat van een krachtige gemeenschap werd verwacht, ook al waren ze met slechts weinigen. Zo kunnen we Abu Bakr (de eerste kalief) en Umar (de tweede kalief) op zichzelf al accepteren als een volledige gemeenschap of een heel volk. De apostelen van Jezus kunnen worden beschouwd als krachtiger dan een heel leger. Dit soort van ontwikkelde minderheden is door de hele geschiedenis heen feitelijk krachtiger en productiever geweest dan grote volksbewegingen.

Aan de andere kant is liefde voor de moraal het belangrijkste gerei om de discipline voor een spiritueel leven te verkrijgen, en het is tevens het belangrijkste element van sociale stabiliteit en eenheid. Deugden als rechtschapenheid, eerlijkheid, plichtsgetrouwheid en respect voor anderen zijn de kern van moraliteit en vormen de basisdynamiek van de geest.

Als we de laatste paar eeuwen niet meerekenen, is het morele inzicht dat onze nationale geschiedenis heeft gegeven zo rijk en krachtig dat het ons boven alle volkeren zou kunnen plaatsen. Als we dit inzicht op onze nabije toekomst zouden kunnen loslaten, dan zouden vele nationale problemen als vanzelf oplossen en zouden we in staat zijn gezonder te denken, efficiënter te werken, en ons sneller en harmonieuzer voort te bewegen; we zouden praktischer zijn ingesteld en we zouden natuurlijk de eeuwenoude kloof in ons leven sneller dichten.[10]

Nooten [1] Ajluni, Kashf al-Khafa, 1/127, Tabari, History, 2/146.
[2] “Of is het de wet van de (heidense) Onwetendheid die zij zoeken (om door te worden veroordeeld en geregeerd)? Wie is er beter dan God als wetgever en rechter voor een volk dat zoekt naar zekerheid (en gezaghebbende kennis)?” (Maidah 5:50).
[3] “Help elkaar in goedheid en vroomheid, en help elkaar niet in zondige, onrechtvaardige daden en vijandigheid." (Maidah 5:2). Zie ook Baqara 2:148.
[4] "...Wie het doen van goede daden belemmert (in hemzelf en anderen), en wie alle grenzen overschrijdt (van rechtvaardigheid en beschaafdheid), en wie zich verliest in twijfels en twijfel zaait (in anderen)…" (Qaf 50:25). Zie ook Qalam 68:12, Maun 107:7.
[5] Gülen, Yeşeren Düşünceler, p. 186.
[6] Ibid.
[7] Ibid.
[8] Tirmidhi, Sifat al Qiyama, 55; Ibn Maja, Fitan, 23.
[9] Gülen, Yeşeren Düşünceler, pp. 186–187.
[10] Gülen, Yeşeren Düşünceler, pp. 187–188.