Het begrip gemeenschap en de vorming van gemeenschappen

In de sociologie dankt het begrip gemeenschap zijn belang aan de complexiteit en de opkomst van de 'moderne industriële samenleving' die in het westen leidde tot het verdwijnen van traditionele identiteit en sociale organisaties. Om 'de 'gemeenschapsvorming' in de moslimwereld te begrijpen, loont het om de verschillen ervan in de westerse en islamitische interpretatie nader te bekijken.

Op zowel cultureel als op epistemologisch terrein, en eveneens op het gebied van historische, materiële en sociale omstandigheden, is de existentiële basis van de gemeenschap in het westen en in de islamitische wereld op verschillende manieren gevormd. In het westen werd dit begrip in twee delen uitgelegd. Het eerste deel werd gevormd op basis van de theorieën van Karl Marx († 1883), Ferdinand Tönnies († 1936) en Max Weber († 1920). Het doel van vroege theoretici was het begrijpen van de destructieve en veranderende kracht van de modernisering op mensen en groepen. De meeste van hen hebben de veranderingen die door modernisering werden veroorzaakt bijna allemaal vanaf de eerste rang kunnen observeren, wat zeker geldt voor de vroegste sociologen als Marx, Weber en Tönnies. Marx probeerde de economische dynamiek van deze veranderingen uit te leggen op basis van arbeid, kapitaal, regering en stad. Tönnies, die beïnvloed was door Marx, bestudeerde de verschuivingen van het traditionele maatschappelijke leven en de traditionele hiërarchie naar het moderne leven en de moderne hiërarchie. Weber bestudeerde de sociale organisatievormen die in de moderne tijd verschenen en de effecten van de moderne metropool op de verschillende samenlevingen.

In zijn onderzoek naar 'gemeenschap' en 'maatschappij' gebruikte Tönnies deze begrippen als 'ideaaltype'. Hij noemt de saamhorigheid van een 'gemeenschap' als het meest kenmerkende aspect van de premoderne, traditionele maatschappij. Volgens hem is een gemeenschap gevormd op drie basiskenmerken en loyaliteiten: bloed, band en buurt. De basisvormen van deze elementen zijn familie, dorp, clan, provincies, gilden en professionele en godsdienstige organisaties, waarvan familie het sterkst is. Sociale relaties in de premoderne maatschappijen ontwikkelden zich op basis van solidariteit, steun en delen. Of het nou gaat om bloedbanden, zoals een familie, of om rurale territoriale banden, zoals in een dorp, stad of clan, alle vormen van samenleving hadden traditionele waarden die door iedereen werden gedeeld. Hierin ligt precies de kracht van deze waarden. Met de opkomst van de industriële maatschappij begonnen de traditionele en rurale gemeenschappen echter uiteen te vallen. Langzamerhand begonnen rationele relaties in de plaats te komen van rurale en traditionele relaties die gebaseerd waren op solidariteit, delen en steun. Tijdens deze overgang kwam de nieuwe sociale vorm op die Tönnies 'maatschappij' noemt en die tegengesteld is aan de rurale gemeenschap. In traditionele gemeenschappen leidden gedeelde gevoelens van loyaliteit en alledaagse beslommeringen, tot gedeelde gewoonten, tradities en landelijke waarden. In een maatschappij zijn de mensen vreemden voor elkaar; ze leven los en onafhankelijk van elkaar. In een gemeenschap echter zijn de mensen met elkaar verbonden, ongeacht hun verschillen.

Een andere socioloog die de begrippen 'gemeenschap' en 'maatschappij' in zijn studies verwerkte, was Weber. Weber had een dynamischer visie op 'gemeenschap' dan Tönnies. Hij benadrukte de continuïteit van een gemeenschap en stelde dat de mens altijd de wil en het bewustzijn zal hebben om zich te groeperen rond gedeelde idealen en belangen. Deze wil en dit bewustzijn zijn net zozeer aanwezig in industriële maatschappijen als in premoderne gemeenschappen. Weber is er echter van overtuigd dat een groep die als gemeenschap is georganiseerd uiteindelijk haar sociale plek in de moderne maatschappij zal verliezen.

Tönnies’ en Webers theorieën hebben grote invloed gehad op de gemeenschapssociologie en –analyses in zowel methodologisch als conceptueel opzicht, en dan hebben we het nog niet over de manier waarop deze analyses verder werden uitgevoerd. Het begrip gemeenschap dat opnieuw opduikt in het hart van westerse steden, heeft nog altijd provinciale wortels, en doet denken aan buurten van verzwakte immigranten en arbeiders wie het niet gelukt is te integreren in de moderne stadscultuur. Het idee van loyaliteit dat besloten ligt in het verschijnsel 'gemeenschapsvorming' is afgeleid van premoderne menselijke relaties. Territoriale en bloedbanden worden echter weer aangehaald in de stad, zij het in meer abstracte termen. In landen als Turkije is in buurten waar de niet in het moderne leven geïntegreerde arbeidersklasse woont, een gemeenschap van 'dorpsgenoten' (hemşehri) ontstaan, die warm en gastvrij is. Maar uiteindelijk zullen ook deze buurten integreren in het moderne leven.