Het Leven Van De Profeet Mohammed Dat Voorafging Aan Zijn Boodschapperschap Beloofde Zijn Profeetschap

1. Op de nacht van zijn geboorte gebeurden er buitengewone dingen. De meeste afgodsbeelden in de Ka'ba kantelden. Het paleis van de Sassaniden keizer schokte en brak en de 14 torens ervan stortten ineen. Het kleine meer van Sawa in Perzië verzonk in de aarde en het vuur dat werd aanbeden door de Magiërs in Istakhrabad, dat gedurende meer dan 1000 jaar had gebrand, doofde uit (Vertaling door auteur)

2. Gedurende zijn leven dat aan het Profeetschap voorafging, verzette hij zich tegen onrechtvaardigheden in zijn gemeenschap en sloot zich aan bij organisaties zoals de 'Hilf al-Fudul' die werd opgericht om de hulpeloze te verdedigen en hun opgeheven rechten terug te geven.

3. Alhoewel hij van een eervolle afkomst was, leefde hij nooit in luxe en groeide op als een weeskind onder de bescherming van zijn grootvader en daarna zijn oom. Alhoewel hij enig geld had kunnen verdienen door de handel die hij dreef voor en na zijn huwelijk, gaf hij weg wat hij bezat om de wezen te steunen, de weduwen en de armen. Daardoor leidde hij nooit een luxe leven en werd niet door machtigen gesteund.

4. Ondanks de morele corruptie in zijn gemeenschap, leefde hij een buitengewoon kuis en perfect gedisciplineerd leven, zonder ooit in verspilling te vervallen. Gedurende zijn kindertijd, woonde hij slechts tweemaal een bruiloft bij maar bij beide gelegenheden viel hij halfweg in slaap. toen hij 25 jaar oud was huwde hij Khadija, een geëerde weduwe die 15 jaar ouder was dan hijzelf en huwde niet meer opnieuw tot zij 25 jaar later stierf. Zij die hem kenden zegden dat hij zo verlegen was als een jong meisje dat ten huwelijk werd gevraagd.

5. De kindertijd en de jeugd van Mohammed waren een voorbode tot zijn Profeetschap. Behalve zijn andere, geprezen en goede kenmerken, was iedereen erover akkoord dat hij waarheidlievend en eerlijk was. Hij loog nooit, bedroog niemand en brak nooit zijn woord. Hij werd de 'Betrouwbare' genoemd, zelfs door zijn ergste vijanden. De mensen zeiden van hem: 'Als gij op reis gaat en gij hebt iemand nodig om over uw familie en bezittingen te waken, doe dan zonder aarzelen een beroep op hem.' De Ka'ba was gedeeltelijk door regen vernield en de waterstromen die erop volgden. De Quraysh herstelden het. Toen kwam het moment waarop de Zwarte Steen terug op zijn plaats moest worden gezet. Het zou een eer zijn voor de persoon of groep om dit te doen want aan de Zwarte Steen werd een sacraal karakter toegeschreven. Om een ruzie te voorkomen tussen de verschillende familieclans over wie de eer zou krijgen, werd Mohammed als scheidsrechter aangesteld. Hij vroeg al de aanwezigen om een kleed te nemen en spreidde dit uit op de grond. Hij lege de Zwarte Steen toen op het kleed en zei tegen de stamleiders dat zij elk een hoek van het kleed zouden vastnemen. Op deze manier werd de Steen opgeheven tot de juiste hoogte. Toen nam hijzelf de steen en zette die op zijn plaats. Door zijn wijsheid werd het gevaar van een oorlog tussen de clans vermeden.

6. Mohammed was analfabeet. Niemand leerde hem tijdens zijn hele lezen, en hij was niet vertrouwd met de schriftelijke cultuur van zijn tijd. Omstreeks de leeftijd van 40 jaar, begon hij de gewoonte te verwerven van zich in de grot van 'Hira' terug te trekken. Deze analfabete man kwam uit de grot met een heel nieuwe en authentieke boodschap om alle wonden der mensheid te genezen en daagde alle grote schrijvers en redenaars uit om iets te produceren wat evenwaardig aan zijn boodschap kon zijn. Dit alleen reeds volstaat om aan te duiden dat hij een Profeet is die door God werd gestuurd om de mensheid naar de waarheid te leiden.

7. Geen enkele van zijn vijanden waagde het om hem te beschuldigen van leugens of bedrog. Om hem te verhinderen van zijn Boodschap te verspreiden, bestempelden zij hem alleen soms van een dichter te zijn, of een tovenaar of een magiër. Soms bestempelden zij hem als een geesteszieke. er waren momenten waarop ze valse voorwendsels naar voor brachten, om zijn boodschap niet te aanvaarden. Dan zegden ze: 'Als deze Qur'an maar was neergedaald over een van de grote mannen van de twee steden (Mekka en Ta'if)'

8. Het is onvoorstelbaar dat een man van 40 jaar die tot dan toe nooit was betrapt geworden op enige leugens of bedrog, die geen enkel moreel of intellectueel gebrek had getoond, volledig zou veranderen. En dat dit onverwacht en plots zou gebeuren, dat hij zou beginnen te liegen en bedriegen zonder ergens te worden op betrapt. Voorafgaand aan zijn Profeetschap, beschuldigde niemand hem, zelfs zijn ergste vijanden niet, van leugens of bedrog, evenmin daarna. Alhoewel zij dus dikwijls dreigden en roddelden, dan konden zij toch niet anders dan zijn eerlijkheid toegeven. Als zij ooit getuigen van een oneerlijke daad van hem waren geweest, of als zij als antwoord op zijn uitdagingen erin waren geslaagd om enig vers te produceren dat evenwaardig aan de Qur'an zou geweest zijn, dan zouden zij dit hebben gedaan en bekend gemaakt. Dan was het voor hen niet nodig geweest om hem met wapens te bestrijden om hem de doen stoppen met het verspreiden van zijn Boodschap. Nochtans, na jaren van vruchteloze weerstand die door lage en egoïstische doelen werden geïnspireerd,moesten zelfs zijn bitterste vijanden zoals Safwan ibn Umayya, Abu Sufyan ibn Harb, 'Amr ibn al-'As, Ikrima ibn Abu Jahl en anderen, uiteindelijk toegeven dat zijn boodschap de waarheid bevatte.