Interview met Fethullah Gülen (Muslim World)

Hoe is in de islam de relatie tussen de staat en het individu geregeld? Wat is de positie en functie van het individu binnen de staat?

De moderne wereld en hedendaagse denkers beweren dat het individu pas in deze tijd voor het eerst in de geschiedenis tot een actieve en handelende persoonlijkheid geworden en gemaakt is. Volgens hen was het individu altijd gebonden aan datgene wat het van zijn voorouders gezien en gehoord had, en aan dat wat de groep of gemeenschap waartoe hij behoorde voorschreef. Hij was als het ware een gevangene van de traditionele levensinstelling. Omdat het individu evenmin de mogelijkheid had om ook maar enige verandering aan te brengen in de zienswijze van zijn groep of gemeenschap, was het zijn onontkoombare lot om te blijven behoren tot een dergelijke groep of gemeenschap en zich te bewegen binnen een dergelijk ingeperkt denkkader.

Met de komst van de moderne tijd is het individu verlost uit deze benarde positie. Het individu heeft uiteindelijk de weg ingeslagen waarop hij zich kan ontwikkelen tot een individuele persoonlijkheid, in de ware betekenis van het woord. Tot die tijd is hij niet vrij, in de werkelijke betekenis van dat woord, en is hij evenmin een individuele persoonlijkheid.

Hoewel deze benadering misschien wel opgaat voor bepaalde delen van de wereld, en voor sommige culturen, kan men toch niet zeggen dat zij van toepassing is op elke religie, elke denkwijze en elke gemeenschap.

Als we kijken naar wat beschouwd wordt als een van de meest primaire principes van de islam, het dogma van ‘Tawhid’(de absolute eenheid van Allah), dan is absolute individualiteit in zekere zin een onmogelijkheid, aangezien de mens volgens dit principe of vrij en onafhankelijk is doordat hij een rebel is, die wars is van morele criteria en die weigert om ethische waarden te accepteren, of doordat hij een knecht is van God, die zich met Hem verbonden heeft, en die met een diep gevoel van onderwerping gehoorzaamt aan Zijn geboden. Dit is een dienstbaarheid die ervoor zorgt dat hij zich niet uit het veld laat slaan door welke macht of kracht dan ook, behalve die van God, en in die zin zal hij absoluut geen centimeter van zijn vrijheid opgeven.

Zo iemand kan nooit van God gescheiden, of geknecht worden door aardse bezittingen, goederen of vermogen, net zo min als door verschillende decadente tradities die de geest verlammen en een mens uiteindelijk meeslepen naar een niveau van geestelijke armoede en ellende. Ook gemeenschapsbanden, die het vermogen tot redeneren van de mens belemmeren, en zijn belevingswereld beperken, zijn er niet toe in staat om zoiemand te knechten, evenmin als verschillende overwegingen van profijt of voordeel, vleselijke lusten en de zucht naar meer bezit, die het fatsoen ondermijnt, of overwegingen van tirannie die er toe leiden dat grof geweld wordt verheven boven verstand en rede. Ook wellust, haat, afgunst, en andere vergelijkbare vormen van decadentie van het fatsoen, die beschouwd kunnen worden als de verschillende verschijningsvormen van het egoïsme, zijn hier niet toe in staat.

Een gelovige zegt tenminste dertig of veertig keer op een dag; “O Heer, wij aanbidden alleen U, en wij vragen alleen U om hulp.” (Fatiha 4) Op deze wijze verbreekt hij alle boeien die zijn vrijheid en individualiteit beperken, om vervolgens de toevlucht te nemen tot de ontzagwekkende almacht van God. Een mens die er niet in slaagt om in deze mate de toevlucht te nemen tot God, heeft de plicht zich te ontwikkelen tot een volmaakte mens in de oorspronkelijke betekenis van het woord, nog niet weten te vervullen.

Echter, terwijl de islam van een mens verlangt dat hij vrij en onafhankelijk zal zijn van alles en iedereen behalve van God, accepteert deze ook in lijn met de behoeften van de mens de regel dat de mens een lid is van een gezin, een gemeenschap, een natie, ja zelfs van de gehele familie der mensheid. De mens is immers een sociaal en beschaafd wezen, dat genoodzaakt is om samen te leven met anderen. In deze cirkel van behoeften zijn alle mensen als het ware ledematen van elkaar, zodat de ene mens absoluut niet zonder de andere kan.

Zo’n samenzijn, dat direct gerelateerd is aan noodzakelijkheid en behoefte en zelfs aan perfectionering [van de mens in persoonlijk en sociaal opzicht], vormt een zeer belangrijk element bij de oplossing van problemen, die niet door een persoon alleen kunnen worden opgelost. Bovendien vervult het de functie van een kweekvijver tegen een aantal onderdrukkende machten.

Dit is dan ook het punt waarop wij ons onderscheiden van de mensen van onze tijd, die naar een absolute vrijheid streven. Onder het voorwendsel dat zij de mens willen bevrijden uit zijn  gebondenheid aan tradities, laten zij hem eenzaam en alleen achter, zonder steun of stevige basis, zodat hij ieder moment onder de invloed van de een of andere brute macht kan geraken. Er zijn velen die deze eenzaamheid op zeer pijnlijk wijze hebben moeten bekopen, doordat zij in de handen van een tiran vielen, of doordat zij in andere gevallen verpletterd raakten onder de druk van een maatschappelijk despotisme. Zo verloren deze mensen op de weg naar hun individualiteit niet alleen hun vrijheid, maar ook hun waardigheid.

Ik wil hier met klem bij vermelden, dat de Islam geen religie is die zich, zoals andere religies of religie-achtige systemen, alleen maar bezighoudt met metafysische overwegingen, of genoegen neemt met het gebed, de gerichtheid op God, concentratieoefeningen of een aantal persoonlijke vormen van aanbidding. De Islam is gekomen met het doel om naast al deze zaken, de sociale, politieke, economische, ethische en juridische gedragingen van het individu te reorganiseren. Naast dit alles, is de Islam gekomen om het individu te beschermen tegen wetteloosheid, en om ervoor te zorgen dat het in het hiernamaals beloond kan worden voor het naleven van de regels die de Islam voorschrijft. Wie de zaak op deze wijze benadert, zal zien dat de beperking van de religie tot zaken als geloof en persoonlijke aanbidding, neerkomt op een versnippering van de religie, zodat deze in een context geplaatst wordt die in strijd is met de Goddelijke wens. Tegelijkertijd zorgt dit ervoor dat mensen in verwarring gebracht en onzeker gemaakt worden, op het punt van waar zij zich aan moeten houden, en in welke mate zij zich daar aan moeten houden. Het is goed voor te stellen dat een dergelijke versnippering op deze wijze tot een mentale chaos kan leiden.

Als iemand niet in staat is om al de principes, waar hij in het kader van zijn religie van overtuigd is, in vrijheid na te leven en te beleven, dan is er sprake van een beperking van zijn gewetensvrijheid en van de ruimte die hij als individu heeft om zijn geloof te praktiseren.

In een dergelijke situatie zijn de meest primaire rechten en vrijheden van dit individu in het geding.

Volgens de Islam is er een profeet naar de mensheid gezonden met principes, die de garantie vormen voor het aardse en toekomende leven van de gelovigen en voor hun eeuwige geluk. Deze principes wijzen de aanhangers van de Islam de weg volgens die koers, en zorgen ervoor dat zij hun leven kunnen leiden in rust en harmonie, en dat zij zich bovendien kunnen verzekeren van een leven na dit leven.

In de boodschap van deze profeet staan deze wereld en de toekomende direct naast elkaar. Persoonlijke verantwoordelijkheden en sociale verplichtingen lopen door elkaar heen. Het zielenleven en het geestelijk leven, de aanbidding en meditatie en de vrucht die daaruit voortkomt, vormen samen met ethische, sociale en bestuurlijke aangelegenheden als het ware een ondeelbare eenheid, als de verschillende compartimenten van een geheel.

Naast dit alles zal een moslim, evenzeer als hij zich bewust is van zijn eigen rechten, ook respect hebben voor de rechten en vrijheden van anderen. Hij zal buitengewoon nauwkeurig zijn in het respecteren van hun rechten, naar de mate waarin hij zelf gevoeligheid vertoont in het verdedigen van zijn eigen recht.

Hoe kijkt de Islam tegen staatsinrichting aan? Welke plek heeft de staat in de Koran? Er zijn veel mensen die het hebben over het stichten van een islamitische staat, en over staatsinrichting volgens de principes van de Sharia, de islamitische wet. Wat is uw zienswijze als het gaat om dit onderwerp?

Een aantal mensen dat zich bezighoudt met de bestudering van de politieke en staatkundige visie van de Islam, verwart regelmatig de islam die het Boek en de Soenna[1] aandragen, met de Islam zoals moslims die op basis van argumenten uit de Sharia en vanuit hun historische ervaringen, vandaag de dag trachten over te dragen en die zij zo goed en zo kwaad als het gaat, proberen na te leven. Dan weer lichten zij een citaat uit een Korancommentaar, dan weer uit een aantal overleveringen, en een andere keer weer uit de ideeën en voorstellen van een van de fantasten van onze tijd, en dat in naam van de Islam. Zij geven daarbij te kennen dat zij, als ze de mogelijkheid daartoe krijgen, hun eigen interpretatie tot de dominante interpretatie zullen verheffen.

Ik bedoel uiteraard niet te zeggen dat de voorschriften en de historie van de Islam een gesloten boek vormen, dat niet langer openstaat voor beredenering en voor nieuwe voorstellen. Er bestaat een breed terrein, dat buiten de basisprincipes van de religie valt, waarop men zich kan bezig houden met ijtihad (jurispudentie) en kiyas (analogie), zolang dit maar gebeurt in overeenstemming met de essentiële lijnen van de religie. De inspanning die de mens zich getroost heeft, om op deze wijze religieuze aangelegenheden aan het licht te brengen, mag niet worden onderschat.

Het is echter eveneens een religieus voorschrift, dat de conclusies van een capabele persoon die zich met ‘ijtihad’ bezighoudt, alleen bindend zijn voor hem zelf. Zij hebben geen enkele toegevoegde waarde in de discussie met anderen. De islam geeft aan niemand de toestemming om zijn eigen ideeën op de troon van God te plaatsen, – zoals men vandaag de dag zo graag doet – door middel van uitspraken als: “Dit alleen is de ware religie.” Integendeel, de Islam beschouwt een dergelijke gang van zaken als een vorm van religieuze corruptie.

Het is alleen zo, dat als er iets wordt voorgesteld als religie, zonder dat het gebaseerd is op het Boek en de overleveringen, er zoveel opvattingen naar voren kunnen komen, als er mensen zijn die zich op de een of andere manier met religieuze aangelegenheden bezighouden.

Dat leidt dan onmiskenbaar tot een legitimiteitscrisis. Als een voorgestelde opvatting niet kan worden gerefereerd aan feiten waarover men vanuit de historische ervaringen tot overeenstemming gekomen is, zal zij zeker niet duurzaam of van blijvende aard zijn. Als een voorstel niet beantwoordt aan de behoeften van vandaag, door zich te baseren op de oorspronkelijke bronnen, die door de meerderheid [van de moslims] worden geaccepteerd en gerespecteerd, dan zal men dit voorstel niet als realistisch en bevredigend kunnen beschouwen.

Wat is in dat geval de staatkundige visie van de Islam, hetzij vanuit het gezichtspunt van de primaire bronnen, hetzij vanuit theologische overwegingen die gebaseerd zijn op deze bronnen?

In de Islam behoren zowel de het oordeel als de heerschappij toe aan God. In een groot aantal verzen benadrukt de Koran dat de soevereiniteit en heerschappij aan God toebehoren, en dat de gelovigen, ongeacht of het om mannen of om vrouwen gaat, geen recht van spreken hebben aangaande de zaken waarover God en zijn profeet een oordeel geveld hebben. Daarmee proclameert de islam dat deze heerschappij niet toekomt aan heilige en onschuldige geestelijke leiders, zoals in theocratieën wel het geval is, noch aan mensen die onder hun toezicht staan, noch aan de een of andere religieuze instelling.

Met de woorden: “Degene onder jullie die de meeste eer waard is, is hij die in de ogen van God het meest rechtvaardig is”, worden in de Islam in plaats van afkomst, ras of bevoorrechte maatschappelijke positie, rechtvaardigheid, kundigheid, liefde tot God en rechtvaardigheidsgevoel als uitgangspunt genomen.

In de Islam, zoals die naar voren komt in het Boek en de Soenna, is geen plaats voor een absolute monarchie, en evenmin voor de klassieke democratie op de manier zoals deze in het westen bekend staat, noch voor dictatoriale en totalitaire regimes.

In de Islam berust het bestuur op een wederzijdse overeenstemming van bestuurders en bestuurden, een sociaal contract, dat zijn legitimiteit ontleent aan het principe van de suprematie van het recht. Het recht staat evengoed boven de bestuurders als boven de bestuurden, en behoort toe aan God. Het kan niet worden gewijzigd. Niemand kan het zich met geweld toe-eigenen. Het wordt nagevolgd in de lijn met de bevelen van de Schepper en de prediking en praktijk van de profeet. De Islam beschouwt een bestuur dat niet op recht gebaseerd is, als niet legitiem. Onderdanen die het recht niet erkennen, worden als rebellen beschouwd. Binnen een islamitische bestuursvorm, zijn de mensen aan de top evenzeer verplicht om de juridische principes te respecteren als elke doorsnee burger.

Zij mogen deze principes absoluut niet schenden, of zich ook maar gedragen op een wijze die in strijd is met deze principes.

Dit alles moet niet worden geïnterpreteerd als zouden wetgevende en bestuurlijke organen nergens toe in staat zijn. In de Islam kunnen de wetgevende en de uitvoerende macht altijd een aantal wetten maken en toepassen, die in overeenstemming zijn met de algemeen geldende juridische normen, en die voortvloeien uit noodzaak en behoeften, of uit zaken waarmee men wordt geconfronteerd aangaande binnenlandse of buitenlandse culturele, politieke en economische verhoudingen.

Net zo goed als de onderdanen gehoorzamen aan de juridische principes, die we ook wel de primaire [islamitische] rechtsvoorschriften kunnen noemen, zo zijn zij ook verplicht zich te houden aan deze wetten die door mensenhanden gemaakt zijn. In de Islam bestaat geen bezwaar tegen het toepassen van jurisprudentie en deductie bij het afleiden en interpreteren van principes uit de Sharia.

Uiteindelijk is de bron, de kleur en de klank van het recht binnen een democratische samenleving ook weer niet zo extreem belangrijk. Als het er maar op neerkomt dat, volgens dat wat eveneens de verwachting van de moderne wereld is, de primaire mensenrechten, de rechten van minderheden en de individuele vrijheden worden gerespecteerd. Als het maar betekent dat er ruimte is voor politieke participatie en voor de inspraak van individu en maatschappij in de besluitvormende instanties. Als iedereen maar, op voorwaarde dat hij anderen niet onder druk zet, zijn eigen mening openlijk kan uitspreken, en als iedereen maar kan leven volgens dat waar hij of zij in gelooft. Als er maar geen wetten worden gemaakt die in strijd zijn met de internationale juridische normen en overeenkomsten; zolang dat het geval is, zal de Islam de laatste zijn die hier tegenin gaat. Het is niet juist om, de universele principes van de Koran en de Soenna negerend, de Islam te presenteren als een vijand van de democratie en een tegenstander van de rede.

Als een staat binnen het hier boven beschreven kader, aan een ieder de ruimte geeft om zijn geloof te beleven en als zij aan haar onderdanen de ondersteuning biedt die zij nodig hebben om zelfstandig te kunnen denken, om te leren en het geleerde in de praktijk te brengen, dan is een dergelijk systeem niet in strijd met wat de Koran leert. Als er sprake is van een staat, die dit alles respecteert, dan mag men zich niet wenden tot ideeën over een andere vorm van staatsinrichting. Als de mensenrechten en individuele vrijheden in een land nog niet in orde zijn – zoals het geval is bij democratieën die zich heden ten dage nog in een lager ontwikkelingsstadium bevinden – dan moet het systeem nog eens onder de loep genomen worden door de wetgevende en uitvoerende instanties. Zij kunnen het systeem onder handen nemen, om het volgens universele juridische normen te reorganiseren en verder te perfectioneren. Ook al kan een dergelijk systeem niet beschouwd worden als zijnde ‘teşrii’(gebaseerd op de Sharia), er kan toch ook niet van gezegd worden dat het geheel in strijd is met dat wat redelijk is.

Ik moet hier nog het volgende bij vermelden: Sommigen denken bij het woord ‘Sharia’ aan een staat die gebaseerd is op religieuze verordeningen, en zij nemen hier tegenover een vijandige houding aan, zonder eerst naar de ware betekenis en inhoud van dat woord te kijken. En dat terwijl de het woord ‘Sharia’ in een bepaald opzicht een synoniem is van het woord ‘religie’, en betrekking heeft op een religieus leven, dat ondersteund wordt door de geboden van God, de woorden en gedragingen van de profeet en de consensus van de islamitische gemeenschap. Daarom betreft het percentage van voorschriften in de Sharia, dat betrekking heeft op de bestuurskunde slechts vijf procent. Vijfennegentig procent ervan bestaat uit andere zaken, zoals de geloofsartikelen en de disciplines van de Islam, en de ethische overtuigingen die daar uit voortvloeien.

Is het mogelijk om Islam en democratie met elkaar te verzoenen? Hoe kijkt u er tegen aan dat er in de meeste islamitische landen geen sprake is van democratie? Of in hoeverre is dit volgens u een gemis?

Als we het over Islam en democratie hebben, moeten we niet vergeten dat het ene een Goddelijke, hemelse religie is, en het andere slechts een van de menselijke bestuursvormen. De primaire doelen van de religie betreffen universele zaken, zoals geloof (iman) dienstbaarheid aan God (ubudiyet), kennis van God (marifet) en een ethische levenshouding (ahlak). Met zijn honderden verzen roept de Koran de mensen op tot het geloof, tot dienstbaarheid aan de Waarheid (Hak), en tot het verkrijgen van een bewustzijn van het belang van goede daden (ihsan) door zich uit te strekken naar een dieper niveau van dienstbaarheid,  en tot een leven volgens ethische principes. ‘Geloven en rechtvaardige daden verrichten’, dat zijn de onderwerpen waar de Koran de nadruk op legt. Andere onderwerpen die de Koran onder onze aandacht brengt is het belang van een bewustzijn dat God alles ziet wat wij doen. Al onze handelingen zouden wij moeten verrichten als voor het aangezicht van God. Daarnaast benadrukt de Koran het onderhouden van een gewetensrelatie met God en spoort het de mensen aan om zichzelf te sieren met goede en deugdzame daden.

Wat betreft democratie, dit is niet een op zichzelf staande bestuursvorm; je kunt zelfs zeggen dat het een begrip is dat in hoge mate gecompliceerd en verwarrend is.

Vanuit dit oogpunt gebeurt het niet zelden dat dit begrip ter sprake wordt gebracht in combinatie met een andere term. Het wordt vaak voorzien van nadere bepalingen als ‘sociaal’, ‘liberaal’, ‘Christelijk’ of ‘radicaal’. Het komt in de praktijk nogal eens voor dat een van deze vormen van democratie, de andere niet eens als democratie accepteert.

Toch heeft men het vandaag de dag vaak over ‘democratie’ op zich, zonder te kijken naar de verschillende relaties en bepalingen van dat begrip. Als men het daarentegen over religie heeft, dan kijkt men al gauw naar het politieke aspect daarvan, zonder eerst te onderzoeken welke plaats dit aspect binnen de religie inneemt, terwijl de politiek niet meer is dan een van de vele terreinen waarover de Islam uitspraken doet. Dat heeft geleid tot een groot aantal discussies rondom de vraag of Islam en democratie al dan niet met elkaar gecombineerd of verzoend kunnen worden. Ook al lijken deze twee niet direct elkaars tegenpool te zijn, toch is het duidelijk dat er serieuze verschillen tussen beide bestaan.

Volgens een van deze opvattingen is de Islam naast een religie ook een staatkundig systeem. De Islam heeft immers uitspraken gedaan op alle terreinen, of het nu gaat om het persoonlijke leven, het gezinsleven, sociale, economische of om politieke aangelegenheden. De beperking van de Islam tot het geloof en de aanbidding, wordt vanuit deze opvatting beschouwd als een versmalling van het gebied van haar mogelijkheden tot interactie en interventie.

Rondom deze zienswijze hebben zich allerlei nieuwe ideeën ontwikkeld, die er toe hebben geleid dat men de Islam uiteindelijk als een politieke ideologie is gaan beschouwen. Volgens sommigen heeft een dergelijke denkwijze de Islam zelfs gedegradeerd tot de positie van ‘een van de vele politieke ideologieën’. Een dergelijke ideologische visie op de Islam is echter totaal in strijd met de geest van de Islam. De Islam is volledig gebaseerd op het recht en zij zet, met de principes die zij voorschrijft geen enkele partij onder druk. De islam komt zelfs openlijk in het geweer tegen deze onderdrukking, en betoont zich een voorvechter van het handelen in overeenstemming met de algemene opinie. (Zij het wel op de terreinen die openstaan voor de vorming van een algemene opinie).

Het zou juister zijn om de Islam te presenteren als een element dat gebruikt kan worden om de democratie compleet te maken, in plaats van als een ideologie. Als de islam op deze wijze wordt gepresenteerd, dan zou dit er toe bij kunnen dragen dat plaatselijke vormen van democratie in de islamitische wereld worden verrijkt en dat de mensheid geholpen wordt bij het verstaan van de relatie tussen de geestelijke en de materiële wereld. Ik geloof dat de Islam de democratie zou kunnen verrijken, doordat zij voorziet in de veelheid aan behoeften van het mensenkind, dat uiteindelijk met niets anders verzadigd kan worden dan met de gerichtheid op een Eeuwig Wezen. Inderdaad, het is pijnlijk om te zien dat er in de islamitische wereld, en in het bijzonder in ons eigen land [Turkije], zowel onder hen die spreken uit naam van de religie als onder de voorvechters van de democratie mensen zijn, die elkaar ontmoeten rondom het zelfde misverstand; namelijk dat religie en democratie nooit en te nimmer met elkaar verzoend kunnen worden. Religie berust immers op de heerschappij van God, terwijl de democratie gebaseerd is op de consensus van het volk.

Ik vrees dat er in dit kader nog een vergelijkbaar onderwerp is, dat verwaarloosd en vergeten wordt. Dit betreft de uitdrukking; ‘De soevereiniteit komt onvoorwaardelijk toe aan de natie.’ Deze uitdrukking houdt niet in dat de heerschappij aan God wordt ontnomen, waarna deze onvoorwaardelijk aan de natie toevalt. – God verhoede het! – Het houdt in dat, zoals alles door God aan de mens in bruikleen wordt toevertrouwd, ook de heerschappij door Hem van een enkel individu, een dictator of tiran kan worden afgenomen, en vervolgens kan worden toevertrouwd aan de natie. Dat is in zekere zin ook de praktijk geweest gedurende de heerschappij van de rechtgeleide kaliefen. Het lijdt geen enkele twijfel dat God in kosmologisch opzicht macht heeft over alles. Wij zelf, onze ideeën en onze plannen zijn alle in de hand van de Almachtige. Dit betekent echter niet dat wij geen eigen wil, voorkeur of keuze hebben. Zoals de mens in zijn persoonlijke leven de verantwoordelijkheid gekregen heeft over sommige van zijn keuzes, zo is hij ook verantwoordelijk gesteld voor zijn wil en keuzes inzake een aantal sociale en politieke aangelegenheden. Mensen die de wetgevende en uitvoerende instanties kiezen, kunnen gebruik maken van verschillende kiesvormen. Zelfs gedurende de ‘Asr-i saadet’, de gelukzalige tijd van de profeet en de rechtgeleide kaliefen, was er niet een eenduidige wijze van verkiezing van het bestuur. De verkiezing van [de eerste kalief] Ebu Bekir, verliep op een andere wijze dan die van [de tweede kalief], Omar. Bij de verkiezing van Osman werd weer een ander methode gebruikt, en bij de verkiezing van Ali ging men nog weer van een ander systeem uit. Alleen God weet wat juist is.

Democratie is bovendien geen systeem dat niet kritisch bekeken, en ter verantwoording geroepen mag worden. Als we kijken naar het proces waarbinnen de democratie zich ontwikkeld heeft, dan zien we dat er zaken scheefgroeiden, die vervolgens weer rechtgezet werden. Hier en daar is de democratie herzien, zodat men nu kan spreken over wel dertig verschillende vormen van democratie. Vanwege het slingerende spoor dat de democratie achtergelaten heeft op de weg van haar ontwikkeling, kijken sommigen nog steeds met argwaan naar dit systeem. Misschien is dit wel een van de redenen, dat de islamitische wereld nog steeds terughoudend is als het om democratie gaat. Naast terughoudendheid is er dan ook nog het feit dat een aantal despotische bestuurders de democratie als een bedreiging van hun persoonlijke positie beschouwen en liever gebruik maken van grof geweld. Ook dit vormt een belangrijk obstakel voor de ontwikkeling van de democratie in een aantal islamitische landen.

Hoe kijkt u in deze tijd, waarin de uitdrukking ‘Politieke Islam’ steeds meer aan populariteit wint, tegen de relatie tussen Islam en de politiek aan?

Zoals ook bij andere onderwerpen het geval is, denk ik dat men eveneens in de relatie religie versus politiek geneigd is om zaken ofwel te onderschatten ofwel te overschatten.

Sommigen zeggen dat religie absoluut en op geen enkele wijze iets met politiek te maken heeft, anderen presenteren het religieuze systeem in zijn geheel, ondanks zijn vele facetten en gelaagdheden, als zijnde politiek.

Er staat in de Koran een behoorlijk aantal verzen dat gerelateerd is aan het bestuur en de politiek, maar daarnaast nemen de handelingen van de profeet ook een belangrijke plaats in.

Inderdaad, een groot aantal begrippen verwijzen naar de politiek en het bestuur, zoals de begrippen ‘ulûl emr’ (leiders), ‘ulül emr’e itaat’ (gehoorzaamheid aan de leiders), ‘istişare’ (overleg), besluiten ten aanzien van ‘harb’ (oorlog) en ‘sulh’ (vrede) en ‘kazai hükümler’ (juridische besluiten).

Het is in de Islam echter onmogelijk om het bestuur en de politiek in een vaste vorm te gieten, zoals wel mogelijk is bij de fundamentele aspecten van het geloof en de basisprincipes van de religie. Zelfs als we de kiesvormen en de zoektocht naar een juiste verkiezingsmethode in de tijd van de rechtsgeleide kaliefen buiten beschouwing laten, toont de geschiedenis aan, dat de islamitische wereld sinds de ‘Asr-i saadet’ een grote verscheidenheid aan staatsvormen heeft gekend. Hoewel hiertussen voor wat betreft de toegepaste methode op het eerste gezicht weinig serieuze verschillen tussen bestonden, blijkt bij een nauwkeuriger bestudering van het onderwerp, dat er veel discrepanties waren in de details van deze staatsvormen. Daardoor hebben mensen die de achterliggende gedachte van deze bestuurssystemen niet hebben weten te doorgronden, wel het idee gehad dat dit uiteindelijk allerlei verschillende systemen waren. De verschillen betroffen echter zaken op het terrein waarop ‘ijtihad’ kon worden toegepast, en op gebieden waar de religie openstaat voor interpretatie door de mens. Om een juist begrip te krijgen van dit onderwerp en daarin tot positieve resultaten te komen, moet men in eerste instantie de fundamentele bronnen van de religie, namelijk het Boek en de Soenna raadplegen. Daarnaast vormen historische ervaringen op dit punt een belangrijk referentiekader.

In de Koran zijn er, naast verzen die inhoudelijk uitdrukking geven aan aanbidding en die informatie verschaffen over de plichten van de mens in het kader van zijn devotie aan God, ook verzen te vinden die betrekking hebben op de verhouding van de ene mens tot de ander.

Hoewel in beide gevallen de bevelen en adviezen afkomstig zijn van God, zijn vooral de verzen en verklaringen die betrekking hebben op onze verplichtingen en verantwoordelijkheid ten opzichte van God, op originele wijze bewaard gebleven, in de vorm waarin onze profeet en zijn metgezellen deze hebben verstaan en aanvaard.

De Goddelijke verordeningen en profetische verklaringen uit de tweede categorie benadrukken niet alleen bepaalde basisprincipes, maar hebben ook betrekking op het sociale, economische politieke en religieuze leven van de mens. Daarbij verwijzen zij tussen de regels door naar een aantal achterliggende wijsheden, voordelen en overdenkingen met betrekking tot deze onderwerpen. Als een voorbeeld op dit punt, kunnen we onderwerpen in de Koran aandragen als de rechtvaardigheid, het respect voor God, het verbod op leugen en bedrog, de oproep tot liefdevolheid en barmhartigheid, het aanbevelen van onderling overleg voor de oplossing van problemen, en de waarde die aan een zedig leven gehecht wordt.

Als deze onderwerpen op een juiste wijze en met inachtneming van de verschillende aspecten ervan, door deskundigen bestudeerd worden, dan kunnen zij hen nieuwe inzichten verschaffen voor de wijze waarop soortgelijke problemen, waar moslims in deze tijd mee geconfronteerd worden, opgelost kunnen worden. Met deze onderwerpen als referentiekader, kunnen commentatoren tot nieuwe conclusies komen, en kunnen de verklaarders van de islamitische wet hun oordeel vellen over bepaalde aangelegenheden.

In de Koran en de rechtsgeldige Soenna zijn veel onderwerpen opengelaten. De verklaring en interpretatie van deze onderwerpen en van de details daarvan, zijn overgelaten aan de toekomst; aan de tijd die daarvoor het meest geschikt zal blijken te zijn.

Daarom is er op deze gebieden geen sprake van een gedetailleerd bevel of advies. Zo kon het dan ook gebeuren dat de Goddelijke verordeningen en profetische adviezen ten aanzien van politiek, de staat en het bestuur van de gemeenschap op verschillende wijzen werden geïnterpreteerd, met als gevolg een grote verscheidenheid aan bestuursvormen.

Je kunt dit verklaren door de tijd te beschouwen als een belangrijke korancommentator, of je kunt de oorzaak hiervan herleiden tot het universele karakter van deze religie, die voor haar aanhangers bekendstaat als een ‘tolerante religie die in overeenstemming is met de natuurlijke aard van de mens’ (hanefiyye-i semha).

Ja, onder degenen tot wie de Koran zich richt, bevinden zich zo veel verschillende mensen, van de meest vulgaire tot de meest beschaafde, van onderontwikkelde gemeenschappen tot  hoogontwikkelde naties en van een aantal onbeschaafde massa’s tot aan de meest intellectuele en fantastisch georganiseerde gezelschappen. Toen de Koran zich tot hen richtte, heeft zij rekening gehouden met de visies, zienswijzen, benaderingen en levensomstandigheden van al deze verschillende mensen.

In het ene geval heeft zij er, in relatie tot de verhouding tussen God en mens, voor gekozen om bepaalde zaken samenvattend weer te geven, en de gedetailleerdere verklaring er van over te laten aan de geschikte tijd en de juiste persoon. In andere geval heeft zij, in het kader van de relaties van mensen onderling, een gedetailleerde uitleg gegeven en het belang van een aantal principiële afspraken benadrukt.

Vanuit dit oogpunt is er altijd een eenduidige overeenstemming geweest met betrekking tot de zaken uit de laatstgenoemde categorie (de interpretaties van een aantal ketterse groeperingen daargelaten). Binnen de eerstgenoemde categorie ontstond daarentegen een grote verscheidenheid aan interpretaties, afhankelijk van de omstandigheden, de tijd en de algehele situatie waarin de wereldbevolking zich bevond. Deze verschillen hebben uiteraard ook zo hun weerschijn gehad op de wetgevende en uitvoerende instanties.

Het zou niet terecht zijn om ondanks dit alles te beweren dat de Koran, de politiek rechtstreeks en op het primaire niveau aanduidt als het basisingrediënt van de Islam en van de ware religie. Er kan niet beweerd worden dat politieke aangelegenheden zich bevinden op het terrein van de onweerlegbare dogma’s van de religie. Dergelijke beweringen komen voort uit de standpunten van een aantal individuen met een overdreven interesse in de politieke, staat- en bestuurskundige onderwerpen, die door de Koran worden aangehaald. Deze mensen hebben in hun islamitische geestdrift een aantal zaken verkeerd begrepen, doordat zij alleen de historische ervaringen in hun beschouwingen toelieten. Door dit misverstand hebben zij gehandeld vanuit de gedachte dat de Islam beter in staat zou zijn tot het oplossen van de problemen binnen de samenleving, als zij daarbij gebruik zou kunnen maken van middelen als politiek en bestuur. Natuurlijk zit er in deze benadering een kern van waarheid, maar dat betekent nog niet dat zij ook de hele waarheid verwoordt.

Hoewel we het effect van het bestuur en gezag op de regulering van maatschappelijke verhoudingen en het creëren van een harmonisch evenwicht tussen het individu, het gezin en de gemeenschap niet mogen negeren, bevinden zij zich, als het gaat om de zaken waar de Koran waarde aan hecht, slechts op het secundaire niveau. De reden hiervan is dat de basis voor de bestuurlijke, economische en politieke aangelegenheden allereerst gevormd wordt door de primaire waarden van de islam (ümmühat), die buiten elke discussie staan, zoals geloof (iman), onderwerping aan God (islam), het doen van goede daden (ihsan) en de aanvaarding van een goddelijke ethiek door de samenleving zelf.

Uitgaande van deze benadering is het een gebrek aan respect voor het wezen van de Koran als men dat heilige boek slechts gebruikt om daarin te zoeken naar verschillende politieke theorieën en staatkundige modellen. De Koran is als het ware de vertaling van de wetten die ten grondslag liggen aan het geschapene. Zij vormt een gedetailleerde verklaring van zowel de gemanifesteerde wereld als van de wereld die voor onze ogen verborgen is. In haar staan de Goddelijke namen, met al hun manifestaties in de hemel en op de aarde, beschreven.

Zij vormt het recept tegen al de verschillende kwalen van de islamitische wereld, en is de enige gids voor het aardse en eeuwige heil. Zij is het onbedrieglijke bewijs van het hier, het nu en het hiernamaals van de reizigers op de weg naar de eeuwigheid, en zij is de onuitputtelijke en overvloeiende bron van wijsheid voor het mensenkind.

Het is niet alleen een gebrek aan respect voor wat zij is, als zij, ondanks dit alles slechts als materiaal ten behoeve van politieke redevoering beschouwd wordt. Het is bovenal een obstakel, dat mensen belemmert om te putten uit de andere diepten van deze bron van zegen.

Het is echter ook duidelijk dat de Koran in staat is om de menselijke ziel te verrijken, en daardoor verstandige politici te inspireren om vervolgens door middel van hen, de politieke arena te bevrijden van politieke gok- en schaakspelen.

Na de opheffing van het kalifaat is er in de Islamitische wereld een groot aantal bewegingen ontstaan dat zich de wederoprichting van het kalifaat ten doel stelde, met name onder de Moslims in India. Denkt u dat het, gezien de snelle veranderingen in de wereld van vandaag, nog mogelijk is dat het kalifaat terugkeert? Of is het irrealistisch om deze verwachting te koesteren?

Toen het kalifaat werd opgeheven waren er verschillende overwegingen in het geding, zowel voor als tegen het kalifaat. Onder de voorstanders van het kalifaat bevonden zich Ziya Gökalp en zijn medestanders, die zeiden: “Het kalifaat, dat het Turkse parlement als fundament, als steunpilaar heeft, is een verheven instelling onder de Moslims. Als er op aarde geen kalifaat zou zijn, dan zou de Islamitische wereld te vergelijken zijn met een gebedskrans waarvan het snoer gebroken is, en waarvan de kralen alle kanten zijn opgerold.”

Maar Seyyid Bey en de mensen die zo dachten als hij, zeiden: “Het Kalifaat is door God beschikt, het is een verborgenheid. Het is een zaak die zonder enige tussenkomst de natie aangaat, en gerelateerd is aan de behoeften van het tijdperk. Toen de profeet overleed, heeft hij tegenover zijn rechtschapen metgezellen met geen woord gerept over het Kalifaat. Ook als we ons tot de Koran wenden, zien we dat zij niets te melden heeft met betrekking tot dit onderwerp.” Daarna staat Seyyid Bey stil bij de onderwerpen, die wel expliciet in de Koran genoemd worden, zoals de gehoorzaamheid aan de overheid, en het belang van overleg en consultatie. Hij benadrukt dat dit de twee belangrijke ingrediënten vormen van politiek en bestuur. Daarnaast geeft hij aan dat het Kalifaat al aan zijn einde kwam in het jaar dertig Anno Hidjra, tegelijkertijd met het overlijden van de laatste rechtsgeleide Kalief, Ali.

Hij draagt daarbij de opvattingen aan van de verschillende dogmatici en vertegenwoordigers van rechtsscholen. Hij herinnert ons er aan, dat het Kalifaat een bepaald doel had voor een taak die volvoerd diende te worden, dat het in zekere zin een historische aangelegenheid was en dat deze periode eindigde met de personen die wij de rechtsgeleide Kaliefen noemen. Hij vertelt daarbij dat de Kaliefen, die zich na die tijd op het toneel van de geschiedenis waagden, slechts imitaties waren van de vroegere Kaliefen. Zo heeft hij, ondanks de tegenstand van sommige mensen, een einde gemaakt aan het Kalifaat, met de woorden: “Het Kalifaat is opgeheven. Het is afgeschaft omdat het wezen van dit begrip en de inhoud van dit instituut opgegaan zijn in de begrippen ‘regering’ en ‘Republiek’.

Al veel eerder verkondigde Ibn Khaldun in zijn werk, de ‘Mukaddime’, de volgende opvattingen met betrekking tot het kalifaat: ‘Er bestaan met betrekking tot het kalifaat drie verschillende zienswijzen:

1 Het Kalifaat is een Goddelijke instelling en daarom noodzakelijk.

2 Het bestaan van het Kalifaat is gebaseerd op de behoefte daartoe.

3 Volgens de overtuiging die door de Kharijieten verdedigd wordt, is het Kalifaat overbodig.’

Ook in onze tijd wordt er nog steeds stilgestaan bij de voordelen van het Kalifaat, als een invloedrijke dynamiek en een middel dat een grotere eenheid tussen moslims onderling zou kunnen bewerkstelligen. Het zou er toe bij kunnen dragen dat verschillende naties de faciliteiten en mogelijkheden die hun eigen land biedt, kunnen uitwisselen en vergelijken, en vanwege zijn religieuze betekenis zou het Kalifaat meer mogelijkheden bieden voor de ongeletterde massa’s om zich te verenigen. Als het er op aan komt, lijkt het me een moeilijke aangelegenheid om het Kalifaat opnieuw tot leven te wekken, laat staan om te bewerkstelligen dat de meerderheid van de moslims bereid zal zijn om het te accepteren.

We moeten bovendien niet vergeten hoe de hedendaagse wereld tegen een dergelijke onderneming aan zal kijken. Ik denk dat het nuttig is om dit onderwerp te bestuderen in het licht van de bovengenoemde overwegingen.

In Amerika beschouwt een aantal schrijvers de Renaissance als de aanzet voor de ontwikkeling die het Westen daarna doormaakte. Zou er ook nog een Renaissance plaats kunnen vinden in de islamitische wereld? Is dit noodzakelijk? Wat is uw mening op dit punt?

Met het begrip ‘Renaissance’, wordt een periode van ‘hergeboorte’, ‘wederopleving’ of ‘ontwaken’ aangeduid. Sommigen zeggen dat dit een beweging is, die de formele en geestelijke waarden van de antieke tijd nieuw leven inblies. Men had de neiging om zich opnieuw tot de oude bronnen te wenden, om deze te herlezen en opnieuw te beoordelen.

Op politiek, juridisch en ethisch gebied nam men opnieuw de klassieke tijdperken als uitgangspunt, en op filosofisch gebied concentreerde men zich op klassieke teksten en ging men achter een aantal legendarische figuren aan. Als dit is wat het begrip ‘Renaissance’ inhoudt, dan is het naar mijn mening niet juist om zonder enige aarzeling ‘ja’ te zeggen tegen het geheel van een dergelijke heropleving, ook al kunnen we wel waardering opbrengen voor sommige van haar aspecten.

Het is onmogelijk om de Renaissance toe te juichen, als men daarmee de opstand tegen de religieuze autoriteit en de dominante kerkelijke elite van de middeleeuwen bedoelt, zoals deze plaatsvond onder aanvoering van mensen als Michelet. Evenmin kunnen we achter haar staan als zij de ontwikkeling van een extreme vorm van individualisme inhoudt, dat zich op kritische wijze afzet tegen de religie. Sommigen relateren de Renaissance namelijk hieraan, en beschouwen Italië als de bakermat van deze beweging, dankzij figuren als Dante en Giotto. Dit alles kan niet beschouwd worden als een positieve ontwikkeling voor de mensheid. Een andere interpretatie die ik niet kan onderschrijven, is de tegenreactie van een aantal filosofen, die genoeg hadden van de ideologische wanorde van hun tijd. Zij wendden zich in een reactie hierop tot een extreme vorm van humanisme, en riepen hiermee slechts nieuwe vormen van onevenwichtigheid in het leven.

We kunnen de ‘Renaissance’ echter ook beschouwen als een periode waarin de menselijke waarden, die teloor waren gegaan, herontdekt en opnieuw onder de aandacht gebracht worden. Een periode waarin mensen zich weer tot universele ethische waarden wenden, en waarin men despotische regimes en tirannieke bestuurders ter discussie stelt, en misschien zelfs sommigen van hen aan de kant zet, om door te kunnen stoten naar een meer democratische opvatting. Als Renaissance inhoudt dat er een opleving waarneembaar is in kunst en wetenschap, als het inhoudt dat de primaire scheppingsverordeningen op een nauwkeurige wijze worden gelezen en geïnterpreteerd, als het de verbreiding en ontwikkeling van zaken als liefde tot de waarheid, en een passie voor onderzoek en wetenschap inhoudt, en als daarbij de onmisbaarheid van de religie op een nieuwe wijze en met een nieuwe charme verwoord wordt, op een wijze die deze relevant maakt voor de hedendaagse context…

In dat geval zeg ik: Een dergelijke ontwikkeling heeft op de meest oogverblindende wijze plaatsgevonden in de islamitische wereld, in de derde en vierde eeuw Anno Hidjra, en heeft daarmee in zekere zin een voorbeeld gevormd voor de latere Renaissance in het Westen.

Ik ben in alle eerlijkheid altijd een voorstander geweest van een dergelijke interpretatie van het begrip ‘Renaissance’, en zal dat ook altijd zijn. Wij streven naar een wederopleving op het gebied van het denken, de geest, het hart en het intellect. Maar wanneer God er voor zal zorgen dat wij de vruchten mogen plukken van een dergelijk streven, dat valt nu nog niet te zeggen. Alles heeft zijn tijd en we zullen afwachten wat er ‘voor het aanbreken van de dageraad voortkomt uit het hart van de nacht’.

Hoe komt het dat de islamitische wereld in de laatste paar eeuwen geen intellectuelen meer heeft voortgebracht? Wat is de reden daarvan? Is het mogelijk om op dit terrein nog een inhaalslag te maken?

Dat ligt eraan wat er met de term ‘intellectueel’ bedoeld wordt. Het is absoluut geen gemis voor de islamitische wereld, of voor wie dan ook, als wij geen intellectuelen hebben, die het verstand als de oorsprong van het bestaande beschouwen, of die beweren dat het verstand prioriteit heeft boven intuïtie en wil. Maar het is een feit dat er in de islamitische wereld evenmin nog intellectuelen te vinden zijn, die zich bewust zijn van hun eigen diepste wezen, die het bestaande op een juiste wijze weten te benaderen en te interpreteren, en die zich bewust zijn van de tijd waarin zij leven en zich daarmee kunnen meten. Er is een gebrek aan verlichte mensen, die als het nodig is, datgene wat zij weten ook zonder aarzeling ter sprake durven te brengen. Ik moet daarbij echter het volgende zeggen.

Ten eerste zijn achteruitgang en passiviteit niet iets waar alleen de islamitische wereld mee te maken heeft. De geschiedenisboeken staan vol met voorbeelden van volkeren, die een glansrijk verleden hadden, maar waarvan de huidige toestand er een is van decadentie en verval, en zo zullen er nog vele komen en gaan.

Dit lijkt het onontkoombare lot te zijn van naties in het algemeen. Zoals het vuur dooft, nadat het warmte en licht heeft afgegeven aan zijn omgeving, zoals gebruiksvoorwerpen oud worden door het gebruik ervan, om uiteindelijk te verroesten, en zoals elk individu dat op deze wereld komt opgroeit, volwassen wordt en daarna overlijdt, zo ondergaan ook naties dit lot. Men moet ernaar streven om hen te vernieuwen, zodat hun leven gerekt kan worden, maar dit is geen gemakkelijke zaak.

Ten tweede, de geest van de Islam steunt op drie belangrijke zuilen. Als een van deze drie zuilen wordt verwaarloosd, dan beïnvloedt dit ook de andere dynamieken, waardoor de geest van de Islam verlamd raakt. Deze basisprincipes kunnen als volgt worden samengevat: Allereerst moet men de religieuze wetenschap interpreteren op een wijze die in overeenstemming is met haar primaire bronnen en die tegelijkertijd overeenstemt met het bevattingsvermogen van de eigen tijd, zoals gebeurde tijdens de periode van ‘Tedvin’ (de periode waarin de traditie werd vastgelegd).

Ten tweede moeten we, net zo goed als we de Koran lezen, ook het Boek van het Universum bestuderen en op de juiste wijze beoordelen, aangezien dit het grote boek is waarin de Goddelijke kracht (Kuvvet) en wil (Irade) geopenbaard zijn, en waarin men de verordeningen terug kan vinden die aan de schepping ten grondslag liggen.

Ten derde moeten we zowel open staan voor de materiële zaken als voor de diepere achterliggende betekenis daarvan, zowel voor de objecten als voor de geest die daarachter zit. We moeten open staan voor deze wereld, maar ook voor de toekomende en voor fysische evenals voor metafysische overwegingen. Daarbij moeten we ernaar streven om het evenwicht tussen deze verschillende onderwerpen goed te bewaren.

Het is onmogelijk om te spreken over hoogstaande of intellectuele mensen in een wereld waarin het verstand veronachtzaamd en het hart buiten werking gesteld is, en waarin de liefde voor waarheid en wetenschap gedoofd is.

Ten derde heeft ook de islamitische wereld een glansrijke periode gekend, evengoed als het Westen deze vandaag de dag doormaakt. Naast pluspunten brengt een dergelijke periode ook minpunten met zich mee op het moment dat men een aantal onmisbare dynamieken veronachtzaamt. Als men in materieel opzicht superieur is, kan dit er in sommige gevallen toe leiden dat men zichzelf laat gaan, en toestaat dat een goed werkend systeem tot verval geraakt. Overwinningen en successen kunnen leiden tot een te sterke gebondenheid aan dit aardse leven, zodat men beheerst wordt door de zucht naar comfort, plezier en genot.

In een wereld waarin een dergelijke verwoestende atmosfeer de boventoon voert, zullen niet snel intellectuelen op het toneel verschijnen.

Ten vierde is de hedendaagse wetenschap geen product van het nauwkeurige onderzoek en de ervaringen van Islamitische wetenschappers. Alle exacte wetenschappen berusten zonder uitzondering op een positivistische, naturalistische en (in de westerse betekenis van het woord) rationalistische mentaliteit.

Al het onderzoek dat gedaan wordt, geschiedt onder leiding van een Westerse opvatting, evenals de evaluatie ervan. Totdat de Islamitische wereld genieën voortbrengt, die het bestaande zullen herinterpreteren in het licht van hun eigen overwegingen en het op deze wijze zullen prediken, zal dit voorlopig wel zo blijven.

Het onderwerp ‘ijtihad’ (jurisprudentie) is in de islamitische wereld al geruime tijd onderwerp van discussie. Volgens sommigen is er geen ruimte voor innovatie van de islamitische jurisprudentie. Er ligt al een lange periode van passiviteit op dit gebied achter ons. Wat zou de maatstaf moeten zijn voor het gebruik van deze methodologie?

Het begrip ‘ijtihad’ betekent oorspronkelijk, dat iemand al zijn kracht en energie inspant om iets tot stand te brengen dat hem veel moeite kost. In de islamitische terminologie houdt het in dat iemand zich alle mogelijke inspanning getroost om zaken aan het licht te brengen die verborgen liggen in de details van de verordeningen (edille-i tafsiliye) van de Sharia.

Degene die zich bezig houdt met ‘ijtihad’ wordt een ‘mujtahid’ genoemd, en het oordeel dat uit zijn inspanningen voortkomt, wordt aangeduid met het begrip: ‘mujtahadun fih’.

In principe bestaan er twee voorwaarden voor de toepassing van ‘ijtihad’. Men moet bekend zijn met alle mogelijke argumenten in de Sharia die betrekkingen hebben op het voorschrift dat men onderzoekt. Daarnaast moet degene die zich met ‘ijtihad’ bezighoudt, iemand zijn die in staat is door te dringen tot de geest van deze argumenten, doordat hij over intelligentie en kennis van de logica van de religieuze wet beschikt. In deze zin is een ‘ijtihad’ geldig als deze afkomstig is van iemand die aan deze voorwaarden voldoet, en die de ‘ijtihad’ op een passende wijze heeft uitgevoerd.

Bovendien bestaat ijtihad niet, zoals sommigen denken, alleen maar uit analogie (kiyas). Evengoed als de analogie een gereedschap is voor deductie, zo kunnen ook wetten worden afgeleid uit de argumenten, zinspelingen en aanwijzingen van de Sharia, en uit de taalkundige aspecten van de Koran en de Soenna, met zijn Arabische retoriek, beeldspraak en stijlfiguren.

De islam is, als laatste en universele religie, de belichaming van oplossingen voor de problemen die zich voordoen in het leven van mensenkinderen in verschillende tijdperken en gebieden. Deze oplossingen kunnen worden verkregen vanuit het beperkte aantal dogma’s in de Koran en de Soenna, dat zich evenwel richt op een onbeperkt aantal zaken.

Deze gezegende bezigheid heeft zich van de tijd van de profeet af aan steeds voortgezet, met name tijdens de derde en vierde eeuw (A.H.), onder de namen ‘ijtihad’ (jurisprudentie), ‘re’y’ (algemene legale opinie), ‘istidlal’ (deductie) en ‘kiyas’ (analogie). Dit heeft de aard van de Islam als een dynamisch systeem steeds weer levend weten te houden, en heeft veel zegeningen met zich meegebracht.

Er is nu niet veel meer over van deze rijke en originele rechtscultuur, die geheel eigen is aan de Islamitische wereld. De reden hiervoor is enerzijds dat dit actieve systeem, hoewel slechts gedeeltelijk, uit de publieke sfeer werd verbannen. Anderzijds werd de plaats van de levendige en getalenteerde intellectuelen uit het verleden, ingenomen door mensen die de intellectuele capaciteiten misten voor deze bezigheden. Vruchtbare geesten en aartsredenaars, die bekend waren met de Koran en de Soenna, moesten hun plaats afstaan aan mensen met een beperkt vermogen tot redeneren, die onbekwaam en ondeskundig waren als het om kennis van de Koran en de Soenna ging, en die bovendien doof en blind waren voor Goddelijke inspiratie. Met de komst van deze mensen werd de vruchtbare instelling van de ‘ijtihad’ tot een systeem gebaseerd op imitatie, memorisatie en codificatie.

Er kunnen meerdere redenen opgenoemd worden voor het feit dat het zover moest komen dat de geest van de ‘ijtihad’ verdween, en dat de deur naar de beoefening ervan uiteindelijk ‘gesloten’ verklaard werd. Allereerst kunnen we daarvoor redenen noemen als politieke druk, interne conflicten en de activiteiten van ketterse stromingen die de ‘ijtihad’ aangrepen als middel om zaken uit hun verband te rukken. Daarnaast heeft men ook te veel vertrouwd op de gezegende erfenis die men uit het verleden had meegekregen. Dit leidde er toe dat men op een gegeven moment het idee kreeg dat men nu niets anders meer nodig had. Ook het bestaande systeem maakte de mensen blind, en daarnaast kwam het voor dat dreigementen, die van toepassing waren op ketterse stromingen, ook toegepast werden op bekwame en getalenteerde gelovigen. Er was in die tijd een groep van godvruchtige godsdienstleraars, die de wens hadden om de deur tot de beoefening van de ‘ijtihad’ te sluiten. Zij wilden daarmee de mensen die de religie in overeenstemming met hun eigen, vleselijke lusten wilden interpreteren, de wind uit de zeilen nemen. Bovenal wilden zij voorkomen dat deze onbevoegde personen hun eigen verlangens als de juiste weg zouden presenteren.

Toch heeft eigenlijk niemand de deur van de ‘ijtihad’ gesloten; de deur tot de beoefening van de ‘ijtihad’ is uit zichzelf in het slot gevallen, recht voor het gezicht van de daartoe onbevoegde personen. Tot op de dag dat er iemand opstaat, met de kwaliteiten om zich aan ‘ijtihad’ te houden, kun je de mensen die tegen de beoefening van ‘ijtihad’ zijn ook geen ongelijk geven…

Vandaag de dag staat het grootste deel van de mensheid alleen maar stil bij dit aardse bestaan. De gedachten en harten zijn verward en de geest is vervreemd van geestelijke zaken. De religie is niet meer, zoals dat vroeger het geval was, een zaak van het hoogste belang.

Men kijkt ernaar met het idee: “Als het er is, dan is dat mooi. Is het er niet, dan is dat ook geen probleem.” Men is nonchalant geworden met als gevolg dat de essentiële principes van de religie met voeten worden getreden. Er wordt met argwaan gekeken naar de basisprincipes van het geloof en van de Islam. De religie is [in het leven van de meeste Moslims] tot een ruïne geworden en hun geloof is met de grond gelijk gemaakt. De meerderheid van de mensen doet geen enkele moeite om te leven volgens de geest van de Islam. Ook al zou je in een dergelijke atmosfeer de deur van de ‘ijtihad’ heropenen, het lijkt me niet voor de hand liggend dat er ook maar iemand opstaat, die het waard zal blijken om op een rechtmatige wijze gebruik te maken van deze dynamiek.

Ondanks dit alles, koester ik vanwege de aanmerkelijke wederopleving op het gebied van religie en religieuze aangelegenheden, die ik vandaag de dag waarneem, de hoop dat er in een zeer nabije toekomst – zo God het wil – bevoegde en bekwame mensen zullen opstaan, die deze deur opnieuw zullen openen.

Ik heb de rotsvaste overtuiging dat deze ingenieuze geesten en vruchtbare intellecten, zodra de tijd daar is, juridische delegaties zullen vormen, die bestaan uit mensen met een sterk verantwoordelijkheidsbesef. Mensen die zich gespecialiseerd hebben in verschillende takken van wetenschap zullen religieuze overlegorganen vormen, die deze leegte zullen opvullen.

“We zullen dit deeg nog een tijdje kneden, en dan zien wat God daaruit doet voortkomen.”

Een van de meest controversiële onderwerpen in de hedendaagse discussie betreft de man-vrouw relatie in de islam. Mag ik u vragen naar uw mening over de positie van de vrouw binnen de maatschappij?

De Koran roept de mensen op tot een gezinsleven en verwijst naar het aanzienlijke aantal voordelen en diepere wijsheden dat het huwelijk met zich meebrengt: “God heeft vrouwen voor jullie geschapen, uit jullie eigen midden, uit het midden van jullie medemensen. Jullie vrouwen hebben jullie zonen en kleinkinderen geschonken en zij hebben jullie met goede en heerlijke spijzen gevoed. Geloven zij ondanks dit alles in ongegronde zaken en ontkennen zij zovele gunsten van God?”(Nahl, 72) De Koran neemt het huwelijk ter hand als een serieuze verbintenis  en overeenkomst tussen partners onderling. “Als u van een van uw vrouwen wil scheiden, om te trouwen met een ander, dan mag u niet het minste terugvorderen van de bruidsschat, die u aan haar gegeven hebt, ook al gaat dit om enorm bedrag. Zou het gepast zijn om valse beschuldigingen als reden voor scheiding aan te voeren en deze terug te verkrijgen door openlijk te zondigen? Hoe kunt u deze terugnemen als u bedenkt dat u zich met haar vermengd hebt, en samen een bed gedeeld hebt, waarbij zij bovendien de vaste garantie van u als echtgenoot ontvangen had, dat u haar recht zou verdedigen? (Nisa 20-21); Bovendien neemt het alles verklarende boek dat wat het meest juist is, als uitgangspunt, en benadrukt met klem dat partners goed met elkaar moeten omgaan.

“O gelovigen, het is niet toegestaan om een vrouw onder dwang te nemen als erfdeel. Zolang zij geen overduidelijke hoererij gepleegd heeft, is het u niet toegestaan om haar onder druk te zetten om een deel van de bruidsschat die u haar gegeven hebt, terug te krijgen. Ga op een goede en vriendelijke wijze met haar om. Als zij u niet langer bevalt, dan is het mogelijk dat er een aspect aan haar is dat u niet bevalt, terwijl God daarnaast in haar veel goeds heeft voorbeschikt.”(Nisa 19) Op het punt van het bewaren van de echtelijke band wordt een grotere verantwoordelijkheid op de schouders van de echtgenoot gelegd, dan op die van de echtgenote. Tegelijkertijd wordt in het geval van onenigheid tussen de echtgenoten, ook een deel van de verantwoordelijkheid op de schouders van de gemeenschap gelegd. Als een normale omgang met elkaar onmogelijk blijkt te zijn wordt als laatste uitweg de scheiding voorgesteld als “een zaak waar God het allerminst behagen in schept”: “O profeet! Als jullie willen scheiden van jullie vrouw, neem dan een scheidingsperiode in acht, en maak ernst met deze scheidingsperiode. Hoed u er voor om tegen de Heer, uw God in te gaan, in het bijzonder door schade toe te brengen aan het recht van uw vrouwen. Plaats hen niet uit hun huizen, als zij geen openlijke schanddaad zoals overspel gepleegd hebben. Laat hen ook zelf niet vertrekken. Dat zijn de grenzen van God! Wie de grenzen van God niet respecteert, kwelt voorzeker zichzelf.

Hoe kunt u weten, of God hierna niet een nieuwe situatie tot stand zal brengen? Als het eind van de wachttijd is aangebroken (de periode van 3 maandelijkse cycli), neem haar dan bij u terug in huis, en zet uw huwelijk met haar voort, of ga op een goede wijze uit elkaar, en neem twee rechtschapen personen tot getuigen van uw scheiding en laat uw getuigenis voor God op een eerlijke wijze geschieden! Dit zijn de richtlijnen en adviezen voor degenen onder u die geloven in God en in de dag des oordeels.” (Talak 1-2)

“Laat de vrouw van wie u scheidt, binnen de grenzen van de mogelijkheden waar u over beschikt, wonen in een gedeelte van uw huis, totdat haar wachtperiode verstreken is. Waag het niet om haar schade toe te brengen, met als doel haar onder druk te zetten, zodat zij bij u weg zal gaan. Als zij zwanger is, geef haar dan alimentatie totdat zij haar kind gebaard zal hebben. Als uw band met uw vrouw later wordt verbroken en zij uw kinderen zoogt, betaal haar daar dan voor! Onderhandel op een juiste wijze over deze vergoeding, in een rechtmatige context, volgens de bestaande gebruiken, en kom met haar tot overeenstemming. Als u in problemen geraakt doordat de moeder van uw kind niet in staat is om het kind zelf te zogen, is het de taak van de vader om tegen vergoeding een andere voedster te vinden. Laat wie de mogelijkheden daartoe heeft een ruime alimentatie schenken. Laat wie minder bedeeld is alimentatie geven naar de mogelijkheden en middelen die God hem gegeven heeft. God houdt mensen slechts verantwoordelijk naar de mate waarin hij hen mogelijkheden geschonken heeft. God schenkt uitkomsten na de benauwdheid.

Zoals we zien staat de Koran, net als bij elk onderwerp, ook op dit punt niet alleen maar stil bij de rechten en verplichtingen van partners ten opzichte van elkaar, maar beklemtoont zij vooral ook de primaire menselijke ethiek, waarbij zij individuen oproept om respectvol te zijn ten opzichte van God, en deugdzaam ten opzichte van elkaar. Een vlekkeloos verloop van menselijke en juridische verhoudingen kan slechts verwezenlijkt worden binnen een dergelijke sfeer van respect en deugdzaamheid. Want een instelling als het huwelijk met zijn typische kenmerken, zijn geheimenissen en intieme aangelegenheden is maar moeilijk of misschien zelfs wel onmogelijk van buitenaf te controleren.

Feitelijk is het ook mogelijk om daar waar nodig, een rechter te raadplegen; maar waar het allemaal om gaat is dat wordt voorkomen dat binnen een gezin problemen ontstaan, of dat er in ieder geval voor gezorgd wordt dat deze problemen in de kiem gesmoord worden.

Dat is een zaak die het karakter, de ethiek en de persoonlijkheid van de betrokken partijen raakt. Als er in het hart geen geloof in God is, geen vermogen tot redeneren en geen gevoel van respect voor de medemens, dan zal de harmonie maar met moeite kunnen worden veilig gesteld met behulp van verordeningen, wetten en een aantal filosofische beschouwingen.

De Koran bepaalt onze aandacht bij de warme en liefdevolle atmosfeer van het gezinsleven, door middel van een groot aantal vergelijkbare uitspraken. Zo zegt zij bijvoorbeeld: “Een van de bewijzen van Zijn bestaan en macht, is gelegen in het feit dat Hij partners voor u geschapen heeft, van uw eigen soort, zodat u met hen en zij met u in rust en kalmte kunnen leven, en dat hij liefde en erbarmen tussen u doet ontstaan. Zij die dit overdenken, kunnen hieruit diepe lessen trekken.”(Rum 21).

De islam richt zich zowel tot de man als tot de vrouw als tot mensen, en verhoogt daarmee de vrouw in een klap en binnen een oogwenk tot het niveau van een gezegend schepsel.

Het bevrijdt haar uit de positie van genotsmiddel, en vereert haar met de rang van iemand die het paradijs aan haar voeten heeft liggen. Van nu af aan zou dit waardevolle schepsel niet langer gedwongen kunnen worden tot overspel, hoererij of onkuisheid. Zij zou absoluut nooit meer gedegradeerd kunnen worden tot de positie van koopwaar die van hand tot hand gaat.

Zij zou niet langer met een scheef oog aangekeken mogen worden, en er zou geen kwaad woord meer tegen haar gezegd mogen worden, in de vorm van belediging of belastering.

“Sla een ieder die een deugdzame vrouw van overspel beticht, en deze aantijging niet door vier getuigen kan laten bevestigen, met tachtig stokslagen, en laat hem nooit meer toe als getuige in enige zaak. Want dit zijn de werkelijke goddelozen. Maar als hij berouw toont over deze zonde van laster, en zijn leven betert, wordt hij ontdaan van het stempel van goddeloosheid. Want God is vergevend en barmhartig. Wat betreft de mannen die hun eigen vrouw beschuldigen van overspel, en niet in staat zijn om behalve henzelf nog vier getuigen te vinden, die dit kunnen bevestigen; zij zweren zelf vier keer afzonderlijk in de naam van God dat zij de waarheid spreken. Bij de vijfde keer roepen zij Gods vloek over zichzelf af in het geval dat zij gelogen hebben.” (Nur 4-7) Dochtertjes zouden niet meer geminacht en zeker nooit meer gedood mogen worden. “Dood uw kinderen niet uit vrees dat u tot armoede zult vervallen. Wij zijn het die voorzien in hun dagelijks voedsel, evenzeer als in dat van u. Hen te doden is zonder twijfel een grote zonde.” (Isra 31) Ook al vertoonde zij in fysiologisch opzicht een aantal kleine verschillen, dit zou niet langer een reden zijn om haar te minachten.

De hoedanigheid van de schepping van de vrouw volgens de Koran, schildert het beeld dat eerst Adam geschapen werd, en dat daarna uit hem zijn vrouw. (Bakara 187) Deze beschrijving is erop gericht om ons er aan te herinneren dat zij, zonder onderscheid te maken tussen man en vrouw, beiden mens zijn. En als we naar het onderwerp kijken vanuit de wijze waarop de Koran het beschrijft, dan wordt meteen duidelijk dat deze beide schepsels een fenomeen vormen dat elkaar aanvult en completeert.

Ook al bestaan er verschillen tussen hen, dit is absoluut geen ontologisch verschil, maar een bijzonder ontwerp, bestemd voor een juiste gang van zaken op veel gebieden. Verzen in de Koran die het idee geven dat de man boven de vrouw staat, zijn verklaringen met de bedoeling om hun verschillende capaciteiten en talenten aan te voeren. “Wens voor u zelf niet de dingen waarmee God sommigen van u meer gezegend heeft dan anderen; Zoals de mannen eigenaar zijn van het deel dat zij verworven hebben, zo zijn ook de vrouwen eigenaar van het deel dat zij zelf verworven hebben.” (Nisa 32). Evengoed als dergelijke bevelen de mensen er op wijzen dat mannen en vrouwen wel degelijk verschillende eigenschappen hebben, zegt het ook dat “Echtgenoten waarnemers en beschermers van hun echtgenotes zijn.” De reden ervan is gelegen in het feit dat aan sommigen meer is toegekend dan aan anderen, en dat mannen de verplichting hebben om de huishoudelijke uitgaven te bekostigen en de bruidsschat te verstrekken. (Nisa 34)

Het Goddelijke gebod herinnert ons er ook aan dat we ons niet blind moeten staren op de verschillen die er tussen de beide seksen bestaan, om vervolgens een ander te benijden om het geslacht waartoe hij of zij behoort. Vanuit het oogpunt van de relatie tussen God en zijn knechten is er absoluut geen onderscheid tussen man en vrouw. Wat een ieder verdiend heeft, behoort hem of haar zelf toe. Ieder mens heerst zelf over de troon van zijn eigen deugden. Opvattingen die hier niet mee in lijn zijn, hebben in de discussie hierover geen enkele waarde.

In de islam is er absoluut geen onderscheid tussen man en vrouw. Zij zijn beiden mensen en dienaren van God. Evenmin is er sprake is van een onderscheid tussen deze twee seksen als het gaat om hun primaire rechten en verantwoordelijkheden.

Op gebieden als de vrijheid van geloof en overtuiging en het recht op het hebben van een eigen leven, onderscheiden de rechten van de vrouw zich in niets van die van de man, evenmin als op het punt van hun financiële onafhankelijkheid, hun gelijkheid ten opzichte van de wet, hun recht op het ontvangen van een rechtvaardige behandeling, hun recht om te trouwen en een gezin te stichten, en hun recht op privacy. Haar bezit, leven en eer, worden evenzeer gewaarborgd als dat van de man, en er is sprake van zware straffen voor degenen die deze durven te schenden. Ja, ook de vrouw is in juridisch opzicht een vrij en onafhankelijk individu. Haar vrouwelijkheid beperken en ontnemen haar in geen geval haar competenties en haar recht om zich te laten gelden. Als haar recht in het geding is, mag zij evengoed als welke man dan ook, opkomen voor haar recht. Als iemand haar iets op onrechtmatige wijze ontneemt, dan heeft zij het recht om dit terug te vorderen.

In de islam is een aantal juridische verordeningen vastgesteld waarbij rekening is gehouden met een aantal verschillende kenmerken van de man en de vrouw. Bijvoorbeeld: een vrouw is vrijgesteld van verplichtingen als militaire dienst en oorlogvoering en van de belasting met het levensonderhoud van haar naaste verwanten. Wat betreft het probleem dat voorgewend wordt ten aanzien van het getuigenis van vrouwen: ja, de Koran beveelt inderdaad: “Als u geen twee mannelijke getuigen kunt vinden, neem dan een betrouwbare man, en twee vrouwen zodat de een dat ander kan verbeteren als zij zich vergist.” Maar het is niet acceptabel om hier een betekenis aan te geven, als zou de vrouw op het punt van haar waarde en menselijkheid minder zijn dan de man. Waar het hier om gaat, is het geschieden van recht en gerechtigheid. Bovendien heeft deze verordening niet alleen betrekking op vrouwen. Daar waar het geschieden van recht en gerechtigheid in het geding is, wordt hetzelfde gezegd ten aanzien van het getuigenis van mannelijke Bedoeïenen. Men kan nu eenmaal niet getuige zijn van alles. Ook vandaag de dag komt het voor dat het niet mogelijk is om getuige te zijn van bepaalde segmenten van het leven, zoals intieme aangelegenheden.

Bovendien heeft dit onderwerp dat in de Koran naar voren komt, slechts betrekking op het verbale getuigenis inzake financiële rechten en schulden. Volgens een deel van de Islamitische geleerden is het duidelijk dat, indien daar behoefte aan is, op dit punt het getuigenis van een vrouw in de vorm van een geschreven document wel rechtsgeldig is.

Ten slotte is een van de onderwerpen die vandaag de dag het meest ter discussie staat de verhouding tussen islam en terreur. Kan terreur een vorm van oorlogvoering zijn? Waarin voorziet de islam als alternatief voor strijd?

Vandaag de dag weet men niet meer wat de Islam inhoudt. Moslims zouden hun stem moeten laten horen, en proclameren dat in de ware Islam geen plaats is voor terreur. Want de islam stelt het doden van een mens aan godslastering gelijk. Je mag een mens niet doden. Zelfs tijdens een gevecht, mag je niet in de buurt van onschuldige mensen komen. Niemand kan op dit punt een fatwa (wettelijke verklaring) afgeven. Niemand mag een zelfmoordaanslag plegen. Niemand mag zich met een bom om zijn lichaam onder een groep onschuldige mensen mengen. Het maakt niet uit tot welke religie die mensen behoren, het is simpelweg niet toegestaan. Het is zelfs niet toegestaan in een oorlogssituatie – waarin het vaak niet zo nauw genomen wordt met dit soort zaken. Op dit punt is er gezegd: “Kom niet in de buurt van kinderen, en raak de mensen die in een kerk aanbidden, met geen vinger aan.” Je kunt niet zeggen dat dit een verordening was die betrekking had op een situatie in het verleden, dat gaat hier niet op. Wat de profeet op dit punt gezegd heeft, dat heeft ook Ebu Bekir gezegd, wat Ebu Bekir gezegd heeft, dat heeft Omar gezegd en wat die gezegd heeft, dat hebben in later tijden Selahaddin Eyyübi, Alparslan en Kılıçarslan gezegd. Ook Fatih, (de veroveraar van Istanbul) heeft dat later gezegd. Doordat hij dat gezegd heeft, kon hij het wanordelijke en chaotische Konstantinopel omvormen tot  ‘Istanbul’, een stad waarin geen Byzantijn ooit nog een Armeniër iets aandeed en geen Armeniër een Byzantijn aanraakte. Ook de Moslims hebben hen nooit iets aangedaan. Nadat Istanbul veroverd was, hing er in het Patriarchaat een enorm portret van Fatih. Die hadden ze al van tevoren laten maken. De sultan zelf riep vervolgens de Patriarch bij zich, en gaf hem de sleutel van de stad. Ze herdenken hem met veel waardering. Ondanks alle ideeën van nu, hebben ze hem altijd gewaardeerd, maar zoals er vandaag de dag een tekort is aan alles, zo is er ook een tekort aan inzicht in de Islam.

Het spijt me dat ik dit moet zeggen; maar in de islamitische wereld hebben sommige fanatieke hodja’s en halfbakken moslims geen ander wapen tot hun beschikking [dan hun fundamentalistische interpretatie van de islam]. De islam is een religie van recht en waarheid, die op een rechte en ware wijze beleefd zou moeten worden. Het is absoluut niet juist om op weg naar het geloof, gebruik te maken van ongegronde middelen. Zoals het doel juist is, zo moeten ook alle middelen die worden ingezet om dat doel te bereiken juist zijn.

Vanuit dit perspectief is het onmogelijk om te geloven, dat iemand naar de hemel gaat door mensen te vermoorden.

Een moslim kan niet zeggen: laat ik maar iemand vermoorden, dan ga ik naar de hemel.

Het vermoorden van andere mensen levert niemand Gods goedkeuring op. De belangrijkste streefdoelen voor een moslim zijn het verdienen van Gods goedkeuring en het verkondigen van Gods grote naam aan de wereld.

Ontevreden jongeren hebben hun moraliteit verloren. Er zijn mensen die misbruik maken van de toestand van die jongeren. Ze geven hen een paar dollars en maken hen tot robots.

Ze drogeren hen. Dit is een onderwerp dat op dit moment in de actualiteit is, en waar in de media veel aandacht aan besteed wordt. Deze jongeren zijn misbruikt en gemanipuleerd. Ze zijn gebruikt als moordenaars ter wille van een aantal krankzinnige idealen. Een aantal duivelse personen heeft deze jongeren uitgebuit. Op die manier hebben ze geprobeerd doelen te bereiken. Het is iets afschuwelijks als je een ander mens vermoordt. De Koran zegt dat het doden van een mens, gelijk staat aan het doden van de hele mensheid. Ibn-i Abbas zegt dat een moordenaar voor eeuwig in de hel zal moeten blijven. Dat is een oordeel dat op godslasteraars van toepassing is. Dus een moordenaar krijgt dezelfde straf als een godslasteraar. Oftewel, voor wat betreft het vonnis dat op de oordeelsdag over hem uitgesproken zal worden, staat een moordenaar gelijk aan iemand, die Allah en de Profeet niet erkent (Je kunt ook zeggen: een atheïst). Als dat een fundamentele kernwaarde van de religie is, dan moet dat ook in het onderwijs aan de mensen worden meegegeven.

Iemand die met heel zijn hart de Islam heeft aangenomen, kan nooit willens en wetens en bij herhaling de toevlucht nemen tot terreur. De terreur die tot op de dag van vandaag aan moslims wordt toegeschreven is te wijten aan de leiding van onvolwassen geesten, bij wie de Islam nog niet tot de diepten van hun wezen heeft kunnen doordringen. Zoals de naam het al zegt, terrorisme is een ingewikkelde aangelegenheid. Het analyseren daarvan is al helemaal niet eenvoudig. Maar ook al is dit niet eenvoudig, vanwege de verachtelijkheid van de terreur en vanwege het feit dat het ook nog aan moslims wordt toegeschreven, zal er absoluut bij stilgestaan moeten worden. Bestuurlijke organen en inlichtingendiensten moeten in werking treden zodat de motieven en oorzaken van het terrorisme vastgesteld kunnen worden. Dit alles zal bijdragen aan de ontwikkeling van internationale strategieën om de terreur een halt toe te roepen.

Als dit niet gebeurt, zullen onvolledige informatie en verkeerde interpretaties ertoe leiden dat de zaak totaal uit de hand loopt, en dat sommige beschavingen, sommige naties en sommige civiele organisaties altijd onder de dreiging van de terreur zullen moeten leven.

De ontwikkelingen van na 11 september volgen deze koers al. De angst voor terrorisme is binnen de maatschappij uitgegroeid tot een toestand van paranoia. In een dagelijks toenemend tempo zijn verschillende broeinesten van terreur geprovoceerd. Daarnaast wordt er ook nog eens ingespeeld op algemene emoties en gevoelens. Uiteindelijk heeft dit alleen maar geleid tot nog meer terreur.

Volgens mij zijn Moslims, ook al zijn ze in wetenschappelijk en technologisch opzicht achtergebleven, ook weer niet zo banaal en verachtelijk dat zij zich met dit soort minderwaardige aangelegenheden inlaten. Het merendeel van hen is te naïef om ook maar te kunnen bevatten wat voor vuile spelletjes er gespeeld worden in de internationale arena.

De eigenlijke achterliggende oorzaken van het terrorisme, zijn wereldse belangen en profijt. Dit zijn tot op heden altijd al de belangrijkste factoren geweest binnen het grote schaakspel dat op aarde gespeeld wordt. Waar de eigenlijke redenen genegeerd worden, richt de aandacht zich ineens op de religie.

Aan de andere kant zijn er de islamitische wereld een groot aantal groeperingen die bestaan uit ontevreden mensen. De oorzaak hiervan wordt gevormd door problemen als de strijd om winstbejag, de verschillende botsingen tussen sekten en facties en door antidemocratische praktijken die ertoe leiden dat de mensenrechten met voeten getreden worden. Het merendeel van hen bestaat uit impulsieve mensen, die onbeschaafd en onwetend genoeg zijn om een aantal kwaadwillende tendensen in de kaart te spelen. Er moet wel iemand zijn, die hen gebruikt om stap voor stap zijn eigen doel te bereiken.

Omdat bovendien een aantal openbare en geheime multinationale organisaties bestaan, die het geheel van hun plannen gebaseerd hebben op verwoesting en geweld, wordt het vuur van de onrust op aarde steeds weer opnieuw opgepookt. Door de mensheid met steeds weer iets nieuws bezig te houden, krijgen zij de kans om het terrein van hun activiteit te vergroten.

Als men geen rekening houdt met de aandachtspunten die ik hiervoor genoemd heb, dan zal  dit vervloekte verschijnsel telkens weer in een nieuwe verschijningsvorm de kop op blijven steken, ondanks de grote effectiviteit en ijver waarmee men de oppervlakkige oorzaken van het terrorisme tracht te bestrijden en weg te nemen.


[1] De overleveringen van het handelen van de profeet Mohammed.

The Muslim World, Special Issue, July 2005 - Vol. 95 Issue 3 pp. 325-471
Pin It
  • Aangemaakt op .
Copyright © 2024 Website van Fethullah Gülen. Alle rechten voorbehouden.
fgulen.com is de officiële website van bekende Turkse geleerde en denker Fethullah Gülen.